14213 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opneming van een bepaling inzake splitsing van een voorstel tot verandering
Dit wetsvoorstel werd op 5 november 1976 ingediend door de minister van Algemene Zaken, Den Uyl i, en de minister van Binnenlandse Zaken, De Gaay Fortman i.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De tweede lezing van dit voorstel vond plaats door middel van wetsvoorstel Verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opneming van bepalingen inzake splitsing voor een voorstel i.
Ingediend
5 november 1976
Volledige titel
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opneming van een bepaling inzake splitsing van een voorstel tot verandering
Ondertekening memorie van toelichting
' Andere procedures voor een grondwetsherziening kwamen ook reeds aan de orde bij de behandeling van het wetsontwerp tot opneming van een additioneel artikel inzake verandering van de Grondwet Bijl. Hand. II, zitting 1969-1970,10738, nr. 3, blz. 2-5; nr. 4, blz. 1-3; nr. 5, blz. 1-3; Hand. II, zitting 1970-1971, blz. 2335, 2336, 2338-2343, 2345, 2346, 2348-2350; Bijl. Hand. I, zitting 1970-1971, 10738, nr. 116, blz. 1,2; nr. 116a, blz. 1-3; Hand. I, zitting 1970-1971, blz. 707, 709,710,728,729. 2 Bijl. Hand. II, zitting 1974-1975,12944, nr. 2, blz. 15,16; nr. 6, blz. 9,10; nr. 9, blz. 13; nr. 15, blz. 22, 23; Hand. II, zitting 1974-1975, OCV 9, blz. 439,362, 374,383, 387-389, 395, 400,402; Hand. II, zitting 1974-1975, blz. 2291, 2304, 2309, 2326, 2334, 2338, 2346, 2406-2408, 2413, 2422, 2431, 2440; Hand. I, zitting 1974-1975, blz. 620, 625, 637. 3 Bijl. Hand. II, zitting 1974-1975,12944, nr. 2, blz. 16; nr. 6, blz. 9,10; nr. 9, blz. 13; nr. 15, blz. 22, 23; Hand. II, zitting 1974-1975, OCV 9, blz. 349, 356, 362, 364, 369, 372-375, 378, 383, 387-389, 393, 395; Hand. II, zitting 1974-1975, blz. 2278, 2293, 2300, 2309, 2316, 2326, 2338, 2340, 2346, 2406-2408, 2413, 2420, 2421, 2442; Hand. I, zitting 1974-1975, blz. 620, 625,637. 4 Bijl. Hand. II, zitting 1975-1976, 13472, nr. 1.
-
-Inleiding
Een belangrijk deel van de problematiek van dit wetsontwerp, namelijk het stelsel van grondwetsherziening waarvoor moet worden gekozen, is behandeld in de Nota inzake het grondwetsherzieningsbeleid (Bijl. Hand. II, zitting 1973-1974,12944, nr. 2, par. 10)1. De beschouwingen in deze nota, waarbij verschillende stelsels van grondwetsherziening de revue passeerden, mondden uit in twee conclusies (de nrs. 21 en 22 uit het samenvattend overzicht van de in de nota ingenomen standpunten): 21. Voor het stelsel van grondwetsherziening dient aan het vereiste van twee lezingen door de Staten-Generaal met een daartussen liggende verkiezing te worden vastgehouden. Het instituut van de Grondwetskamer wordt afgewezen. Een twee derde meerderheid blijft bij de tweede lezing vereist. 22. De Eerste Kamer ware niet meer bij de behandeling van een grondwetsherziening in tweede lezing te betrekken. De eerste conclusie heeft in de kamers tot weinig tegenspraak aanleiding gegeven; blijkbaar bestaat er een grote mate van overeenstemming over dat het huidige stelsel van grondwetsherziening met twee lezingen en tussenliggende verkiezingen in beginsel wel voldoet. Op de opmerkingen van de Raad van State over dit punt (12944, nr. 6, blz. 9) heeft de tweede ondergetekende gereageerd in de brief waarbij het advies van de Raad met betrekking tot de Nota inzake het grondwetsherzieningsbeleid aan de kamers werd aangeboden (12944, nr. 5, blz. 2). De tweede conclusie werd afgewezen doordat de Tweede Kamer een motie-De Kwaadsteniet aanvaardde, waarin de regering werd uitgenodigd bij haar voorstellen onder meer het volgende in achtte nemen: «De Eerste Kamer behoudt de haar toekomende taken en bevoegdheden, zowel naar het geschreven als het ongeschreven recht» (12944, nr. 22)3. De tweede ondergetekende heeft in zijn brief van 24 juni 1975 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer meegedeeld dat de regering overeenkomstig deze motie zal handelen. In overeenstemming hiermee wordt in dit wetsontwerp dan ook vastgehouden aan de procedure voor grondwetswijziging zoals de bestaande Grondwet die kent. De belangrijkste elementen van dit stelsel kunnen als volgt worden samengevat:
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14213, nrs. 1-5
-
-Evenals een wet in formele zin komt ook een grondwetsherziening tot stand in samenwerking tussen regering en Staten-Generaal. o. De zittende Staten-Generaal zijn niet bevoegd (samen met de regering) een grondwetsherziening tot stand te brengen; zij kunnen wel meewerken aan een wet die verklaart dat er grond bestaat bepaalde veranderingen in overweging te nemen. c. Na afkondiging van deze wet, houdende de voorgestelde veranderingen, worden de beide kamers ontbonden en vinden verkiezingen plaats. d. De nieuw optredende Staten-Generaal nemen het voorstel in behandeling en kunnen het slechts met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen aannemen; recht van amendement bestaat in deze fase niet. Eén element uit dit wetsontwerp verdient thans nog enige extra aandacht, namelijk het splitsingsrecht (artikel 8.1, vierde lid); daarop wordt hieronder ingegaan. Voor het overige kan worden verwezen naar de toelichting op de afzonderlijke artikelen. Het onderwerp van dit wetsontwerp is door de Staatscommissie van Ad-vies inzake de Grondwet en de Kieswet behandeld op de bladzijden 325-340 van haar eindrapport. In de bijlage bij deze memorie van toelichting is een vergelijkend tekstoverzicht opgenomen van de in dit wetsontwerp voorgestelde artikelen, de voorstellen van de staatscommissie, en de tekst van de huidige grondwetsartikelen.
-
-Splitsing van voorstellen tot verandering in de Grondwet
Het is in het verleden meermalen voorgekomen dat wijzigingsontwerpen, waarin veranderingen van verschillende grondwetsartikelen waren samengenomen terwijl ertussen deze veranderingen geen direct verband bestond («verzamelontwerpen»), in de tweede lezing werden verworpen omdat tegen een enkele der voorgestelde veranderingen bezwaar bestond, hoewel het overigens voorgestelde niet anders dan instemming ondervond. Zo kon in 1937 de bevoegdheid tot het aanstellen van ministers zonder portefeuille en van staatssecretarissen niet in de Grondwet opgenomen worden, omdat geen voldoende meerderheid te behalen viel voor het denkbeeld maatregelen tegen revolutionaire volksvertegenwoordigers mogelijk te maken, welk voorstel in hetzelfde wetsontwerp was opgenomen. Een dergelijke situatie kan echter worden vermeden indien een herzieningsontwerp tijdens de tweede lezing alsnog kan worden gesplitst in meer dan één wetsvoorstel. Wij menen dat aan de hoofdgedachte, dat slechts mag worden beslist over teksten die ten tijde der verkiezing van de nieuwe kamers vaststonden, niet wordt tekort gedaan wanneer de Tweede Kamer de mogelijkheid krijgt om -eigener beweging of op suggestie van de regeringeen herzieningsvoorstel te splitsen en de onderdelen waarin het is gesplitst aan stemming te onderwerpen. Die mogelijkheid dient naar ons oordeel dan ook te worden geopend. Enkele leden van de staatscommissie hadden bezwaar tegen het toekennen van een dergelijke bevoegdheid tot splitsen; huns inziens is het zeer wel mogelijk door splitsing zeer ingrijpende wijzigingen in een voorstel aan te brengen. Het is denkbaar dat een voorstel, dat in eerste lezing werd aanvaard juist omdat daarin bepaalde onderdelen tezamen waren genomen, in tweede lezing een geheel ander karakter krijgt doordat deze onderdelen worden gesplitst en ten dele worden aangenomen of verworpen. Het uitgangspunt van het geldende systeem van herziening, namelijk dat de voorstellen tot herziening op het ogenblik der verkiezing integraal bekend zijn, zal huns inziens door toekenning van de voorgestelde bevoegdheid worden aangetast. Met de meerderheid van de commissie menen wij dat de aangevoerde bezwaren zich in de praktijk niet zullen voordoen. Door het stellen van de eis vaneen besluit met twee derden van de uitgebrachte stemmen is immers Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14213, nrs. 1-5
verzekerd dat in de kamer een ruime overeenstemming over de wenselijkheid van splitsing aanwezig zal zijn. Wij zouden de voorgestelde voorziening aldus willen regelen, dat zowel door de regering als van de zijde van de Tweede Kamer een voorstel kan worden gedaan om tot splitsing overte gaan; duidelijkheidshalve is dit uitdrukkelijk in de tekst van de bepaling aangegeven. In ieder geval is het steeds de Tweede Kamer die -met ten minste twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen -beslist of tot splitsing zal worden overgegaan en hoe de splitsing zal plaatsvinden. Naar ons oordeel is het splitsingsrecht aldus een nuttige aanvulling op het geldende stelsel van grondwetsherziening, waardoor in bepaalde gevallen een algemeen wenselijk geachte wijziging van de Grondwet voor stranding kan worden behoed. De strekking van de maatregel is evenwel beperkt, zodat daarin geen wezenlijke inbreuk behoeft te worden gezien op de in ons stelsel gehuldigde regel, dat ten tijde van de verkiezingen de inhoud van de voorstellen moet vaststaan.
(...)
Bij dit wetsvoorstel werden een nota van wijziging en vijf amendementen ingediend. Bij dit dossier werd in de Tweede Kamer een motie ingediend. (32 stuks, sortering chronologisch) sortering omkeren2 |
5 november 1976, koninklijke boodschap, nr. 1
KST14213N1K2 Koninklijke boodschap |
2 |
5 november 1976, koninklijke boodschap, nr. 2
KST14213N2K2 Ontwerp van wet |
2 |
5 november 1976, memorie van toelichting, nr. 3
KST14213N3K2 Memorie van toelichting |
2 |
5 november 1976, bijlage(n), nr. 4
KST14213N4K2 Bijlagen bij de memorie van toelichting |
2 |
5 november 1976, nr. 5
KST14213N5K2 Vergelijkend overzicht van de artikelen inzake veranderingen in de grondwet, alsmede inzake splitsing van een voorstel tot veranderingen, volgens het ingediende wetsontwerp, de voorstellen van de staatscommissie-cals/donner en de grondwet |
2 |
8 februari 1977, voorlopig verslag, nr. 6
KST14213N6K2 Voorlopig verslag |
2 |
15 februari 1977, memorie van antwoord, nr. 7
KST14213N7K2 Memorie van antwoord |
2 |
22 februari 1977, behandeling, Blz. 3329 - 3484
220277 2 8 De behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake ver-Jacht Regeling van werkzaamheden Gron... - Handelingen Tweede Kamer 1976-1977 22 februari 1977 orde 8 vergadering: 22 februari 1977 |
2 |
22 februari 1977, eindverslag, nr. 8
KST14213N8K2 Eindverslag |
2 |
22 februari 1977, nota, nr. 9
KST14213N9K2 Nota naar aanleiding van het eindverslag |
2 |
22 februari 1977, amendement, nr. 10
KST14213N10K2 Amendementen van het lid De Kwaadsteniet C.S. |
2 |
22 februari 1977, amendement, nr. 11
KST14213N11K2 Amendementen van de leden Van Mierlo en Franssen |
2 |
22 februari 1977, amendement, nr. 12
KST14213N12K2 Amendementen van de leden Van Mierlo en Franssen |
2 |
23 februari 1977, behandeling, Blz. 3377 - 3418
230277 2 4 De voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de G... - Handelingen Tweede Kamer 1976-1977 23 februari 1977 orde 4 vergadering: 23 februari 1977 |
2 |
23 februari 1977, nota van wijziging, nr. 13
KST14213N13K2 Nota van wijziging |
2 |
24 februari 1977, behandeling, Blz. 3419 - 3486
240277 2 5 De voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de G... - Handelingen Tweede Kamer 1976-1977 24 februari 1977 orde 5 vergadering: 24 februari 1977 |
2 |
24 februari 1977, amendement, nr. 14
KST14213N14K2 Amendement van de leden Van Mierlo en Franssen |
2 |
24 februari 1977, amendement, nr. 15
KST14213N15K2 Amendementen van het lid Van Mierlo |
1 |
15 maart 1977, nr. 1
KST14213N1K1 Vergelijkend overzicht van de artikelen |
1 |
16 maart 1977, nr. 81
KST14213N81K1 Gewijzigd ontwerp van wet - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opneming van bepalingen inzake splitsing van een voorstel |
1 |
18 april 1979, voorlopig verslag, nr. 94 Herdruk
KST14213N94 HerdrukK1 Voorlopig verslag van de vaste commissie voor algemene zaken en huis der koningin |
1 |
18 mei 1979, memorie van antwoord, nr. 94a
KST14213N94aK1 Memorie van antwoord - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake verandering in de Grondwet, alsmede tot opneming van bepalingen inzake splitsing van een voorstel |
1 |
29 mei 1979, eindverslag, nr. 94b
KST14213N94bK1 Eindverslag van de vaste commissie voor algemene zaken en huis der koningin |
1 |
19 juni 1979, behandeling, Blz. 1101 - 1130
190679 1 6 De behandeling van het wetsontwerp 14213 - vergadering: 19 juni 1979 |
1 |
26 juni 1979, behandeling, Blz. 1151 - 1218
260679 1 4 De voortzetting van de behandeling van het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de G... - Handelingen Eerste Kamer 1978-1979 26 juni 1979 orde 4 vergadering: 26 juni 1979 |
1 |
26 juni 1979, stemming(en), Blz. 1151 - 1218
260679 1 17 De stemming over wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opnem... - Handelingen Eerste Kamer 1978-1979 26 juni 1979 orde 17 vergadering: 26 juni 1979 |
1 |
2 juni 1980, brief, nr. 102
KST14213N102K1 Brief van De Minister-President, Minister van Algemene Zaken en De Minister van Binnenlandse Zaken |
2 |
27 augustus 1980, motie, nr. 16
KST14213N16K2 Motie van de leden Patijn en Brinkhorst |
2 |
14 oktober 1980, stemming(en), Blz. 283 - 336
141080 2 3 De stemming over de tijdens de uitgebreide vergadering van de Bijzondere Commissie Grondwet en Kieswet van 27 augustus 1980 voorgestelde motie-Patijn c.s. over verandering van de Grondwet - Handelingen Tweede Kamer 1980-1981 14 oktober 1980 orde 3 vergadering: 14 oktober 1980 |
2 |
14 oktober 1980, gewijzigde motie, nr. 17
KST14213N17K2 Gewijzigde motie van het lid Patijn C.S., ter vervanging van die, gedrukt onder nr. 16 |
1 |
2 december 1980, behandeling, 15046, 15047, 15048, 15049, 15468, 15575, 15681, 16086, 16131, Blz. 195 - 232
021280 1 4 De behandeling van de ontwerpen van (rijks)wet: Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de regeling van delen van het ... - Handelingen Eerste Kamer 1980-1981 02 december 1980 orde 4 vergadering: 2 december 1980 |
1 |
16 december 1980, stemming(en), 16086, 16131, Blz. 271 - 314
161280 1 8 De stemming over het wetsontwerp Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling betreffende het recht op o... - Handelingen Eerste Kamer 1980-1981 16 december 1980 orde 8 vergadering: 16 december 1980 |