Artikel 61: Opperbestuur algemeene geldmiddelen; bezoldiging ambtenaren der regterlijke magt; begrooting; pensioenen ambtenaren
De Koning heeft het opperbestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle collegiën en ambtenaren, die uit 's Lande kas worden betaald.
De wet regelt de bezoldiging van de ambtenaren der regterlijke magt.
De Koning brengt de bezoldigingen, op de begrooting der staatsbehoeften.
De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld.
Het zend, jaarlijks, aan het Vertegenwoordigend Lichaam i de gewoone, of ook buitengewoone, begrootingen van Staats-Uitgaven, gelijk ook eene verändwoording der Penningen, geduurende het voorig jaar door hetzelve uit de Nationaale Kas ontvangen en uitgegeven; beiden op den tijd en wijze, in TITUL VI, Afd. II, bepaald.
Het Staats-Bewind heeft het Bestuur der Nationaale Geldmiddelen; hetzelve regelt de vaste Jaarwedden der Nationaale Amptenaren, en onderzoekt het gene ieder Jaar voor den dienst der republiek gewoon of buitengewoon gevorderd wordt. Hetzelve legt de kosten van dien in Algemeene begrootingen aan het Wetgevend Lichaam voor i, en vraagt de inwilliging der daartoe benodigde Geldmiddelen i.
Ingevalle de gewone inkomsten niet toereikende zyn tot goedmaking der gewone kosten, draagt het Staats-Bewind nieuwe Algemeene Belastingen i aan het Wetgevend Lichaam voor; doch tot goedmaking der buitengewone kosten, draagt hetzelve of buitengewone belastingen voor den tyd van één Jaar, of vrywillige of onvrywillige Negotiatien aan het Wetgevend Lichaam voor, en ingeval van het laatste tevens het fonds tot betaling van de Interessen en aflossing der genegotieerde Capitalen.
De Raadpensionaris heeft het Opperbestuur der Nationale Geldmiddelen. Hij bepaalt de vaste Jaarwedden der Nationale Ambtenaren van den Staat.
De Koning beschikt niet anders over de Geldmiddelen van den Staat, dan overeenkomstig de Wet.
De Souvereine Vorst heeft het opperbestuur der algemeene geldmiddelen. Hij regelt de tractementen van alle Kollegiën en Ambtenaren, welke uit 's Lands kasse betaald worden, en brengt dezelve op de begrooting der staatsbehoeften.
De Koning heeft het opperbestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle kollegiën en ambtenaren die uit 's Lands kas betaald worden, en brengt dezelve op de begrooting der staatsbehoeften.
De bezoldiging der ambtenaren van de Regterlijke magt wordt door de wet geregeld.
De Koning heeft het opperbestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle collegiën en ambtenaren, die uit 's Lande kas worden betaald.
De wet regelt de bezoldiging van de ambtenaren der regterlijke magt.
De Koning brengt de bezoldigingen, op de begrooting der staatsbehoeften.
De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld.