Commissie-Fokkens (herziening wetgeving ambtsdelicten)
De commissie herziening wetgeving ambtsdelicten Kamerleden en bewindspersonen kreeg tot taak te adviseren over een fundamentele herziening van de wetgeving inzake vervolging en berechting van leden van de Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen wegens ambtsdelicten.
De commissie werd op 13 juli 2018 ingesteld door Ferdinand Grapperhaus (VVD), toenmalig minister van Justitie en Veiligheid (JenV), en Kajsa Ollongren (D66), toenmalig minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
De resultaten van het onderzoek van de commissie zijn op 14 juli 2021 verschenen in het rapport Niet boven maar in de wet. Hierin zijn twee ‘sporen’ voorgelegd aan het kabinet: een met en een zonder grondwetsherziening.
Op 12 april 2024 reageerden toenmalig ministers van JenV en BZK , Dilan Yesilgöz (VVD) en Hanke Bruins Slot (CDA), op het rapport. Hierin spraken zij hun waardering voor het rapport en het voornemen om de aanbevelingen over te nemen uit.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Voorafgaand aan Prinsjesdag 2009 waren er stukken gelekt door een Tweede Kamerlid. Een commissie o.l.v. oud-procureur-generaal De Wijkerslooth onderzocht of deze vervolging mogelijk was en concludeerde in haar rapport (Streven naar een modernisering van de wetgeving op grond waarvan ministers, staatssecretarissen en Kamerleden voor ambtsdelicten kunnen worden vervolgd) dat de weg van strafrechtelijke vervolging van een Kamerlid “feitelijk onbegaanbaar is”, omdat opsporingsbevoegdheden ontbreken en er een onderzoekstermijn van maximaal drie maanden geldt.
Een aantal jaar later deed een Kamercommissie o.l.v Carola Schouten onderzoek naar een mogelijk lek bij de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD), beter bekend als ‘commissie stiekem’. Op 20 januari 2016 bracht zij een rapport uit over de wettelijke procedure voor vervolging van Kamerleden op basis van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid (Wmv). Vervolging was ook volgens deze commissie een ‘onbegaanbare weg’. Een overgrote meerderheid aanvaardde hierna de motie-Tellegen c.s., waarin werd verzocht om tot een modernisering van de Wmv te komen.
Uiteindelijk werd de commissie-Fokkens aangesteld om te onderzoeken hoe er wel adequate wetgeving omtrent vervolging vanwege ambtsmisdrijven kon ontstaan.
Voorzitter van de commissie was de oud-procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Jan Watse Fokkens. De commissie bestond uit juristen, eetenschappers en oud-politici.
Leden:
naam |
functie |
J.W. Fokkens |
oud-procureur-generaal bij de Hoge Raad |
oud-Eerste Kamerlid (CDA), advocaat |
|
G.T. Hofstee |
lid college van procureurs-generaal |
oud-Eerste Kamerlid (CU), raadsheer in Den Haag |
|
prof.mr. R.J.B. Schutgens |
hoogleraar algemene rechtswetenschap in Nijmegen |
T.N.B.M. Spronken |
advocaat-generaal bij de Hoge Raad |
14 juli 2021 werd het rapport Niet boven maar in de wet. Een werkbare en faire regeling voor de opsporing, vervolging en berechting van ambtsdelicten van Kamerleden en bewindspersonen gepresenteerd. Hierin stelde de commissie dat de huidige wettelijke regeling over ambtsdelicten van Kamerleden en bewindspersonen ernstig tekortschiet. De voorstellen moeten “onderstrepen dat Kamerleden en bewindspersonen niet boven de wet staan en dat voor hen dezelfde regels gelden als voor ieder ander”.
Er zijn twee sporen uiteengezet waarlangs de wetgeving verbeterd kan worden:
-
-Spoor 1 – opsporing, vervolging en berichting van ambtsdelicten als bedoeld in artikel 119 Grondwet
Deze aanbevelingen passen binnen het huidige grondwettelijke kader omdat ze voldoen aan de eisen van art. 119 Grondwet. Uitwerking van dit spoor zou betekenen dat de regering of de kamer de procureur-generaal bij de Hoge Raad (PGHR) kan belasten met de opsporing van ambtsdelicten van Kamerleden en bewindspersonen. De resultaten van zo’n onderzoek worden vervolgens ter kennis gebracht van de Tweede Kamer en de regering, die daarna een besluit kunnen nemen of een opdracht tot vervolging geven.
De commissie heeft bij dit spoor ook een wetsvoorstel ingediend om de Wmv in te trekken en de opsporing, vervolging en berechting van ambtsdelicten met inachtneming van het bepaalde in artikel 119 Grondwet geheel te regelen in het Wetboek van Strafvordering.
-
-Spoor 2 – Aanpassing Grondwet
Deze aanbevelingen zijn drastischer aangezien ze sturen op de wijziging van de Grondwet en het schrappen van artikelen in het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 119 Grondwet tracht ‘politieke afrekeningen’ te voorkomen door een onderscheid te maken tussen ambtsdelicten en normale delicten. Volgens de commissie helpt deze verdeling niet tegen mogelijke, politieke processen maar bemoeilijkt het slechts de procedure. Daarom stelt ze voor om ook ambtsdelicten onder de gewone strafrechtelijke procedure te laten vallen.
De commissie beveelt ook aan dat de artikelen 355 en 356 van het Wetboek van Strafrecht vervallen. Schrapping van de artikelen zou ministeriële verantwoordelijkheid nauwer verbinden met integer openbaar bestuur. Daarbij zou het obstakels voor opsporing en vervolging wegnemen.
Volledig rapport + bijlagen