Artikel 100: Handhaving of bevordering internationale rechtsorde
-
1.De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.
-
2.Het eerste lid geldt niet, indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen. In dat geval worden inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekt.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
De regering i moet de Staten-Generaal i vooraf informeren als zij van plan is de krijgsmacht in te zetten ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, en ten behoeve van hulpverlening in geval van een gewapend conflict. Dus als de regering militairen in NAVO-verband naar een 'crisisgebied' wil uitzenden moet zij dat aan de Tweede en Eerste Kamer meedelen. Anders dan bij artikel 96 i (de in-oorlogverklaring) bevat artikel 100 niet de eis van formele toestemming van de Staten-Generaal.
Als dwingende redenen het vooraf informeren verhinderen moet de regering de inlichtingen zo spoedig mogelijk verstrekken.
De bestaande artikelen inzake de verdediging zijn in 2000 vervangen door gemoderniseerde bepalingen. Behalve in redactioneel opzicht zijn de verdedigingsbepalingen ook inhoudelijk aangepast. Zo is een bepaling opgenomen over het opleggen van plichten ten behoeve van de civiele verdediging (artikel 99a i).
De belangrijkste inhoudelijke vernieuwing vormt artikel 100. In dit artikel is een inlichtingenplicht voor de regering opgenomen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, evenals ten behoeve van hulpverlening in geval van gewapend conflict.
De regering moet de inlichtingen aan de Staten-Generaal verstrekken voorafgaand aan de inzet van de krijgsmacht, tenzij dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen; in het laatste geval dienen de inlichtingen zo spoedig mogelijk te worden verstrekt.
Anders dan artikel 96 (de in-oorlog-verklaring) bevat artikel 100 niet de eis van formele toestemming van de Staten-Generaal.
-
1.De regering vertelt vooraf aan de Eerste en Tweede Kamer wanneer het leger meedoet om te zorgen voor de internationale vrede en veiligheid. Dat doet de regering ook als het leger alleen burgers gaat helpen in een oorlog.
-
2.De regering hoeft het niet vooraf aan de Eerste en Tweede Kamer te vertellen als dat echt niet kan. Dan moet de regering het meteen vertellen als het wel kan.
Uitleg
Dit artikel van de Grondwet is anders dan artikel 96. In artikel 96 staat dat de regering toestemming van de Eerste en Tweede Kamer nodig heeft om mee te vechten in een oorlog. In artikel 100 gaat het over het bevorderen van de internationale vrede en veiligheid. Nederland is lid van de Verenigde Naties en van de NAVO. Daarom moet Nederland ook helpen om te zorgen voor de internationale vrede en veiligheid.
De regering hoeft hiervoor geen toestemming te vragen aan de Eerste en Tweede Kamer. De regering beslist of het leger meedoet. Ze hoeft dat alleen maar aan de Eerste en Tweede Kamer te vertellen. De Eerste en Tweede Kamer kunnen niet beslissen dat ons leger niet meedoet.
Het is dus de regering die beslist of ons leger meedoet bij de bestrijding van het internationaal terrorisme in bijvoorbeeld Irak en Afghanistan. Wel moet de regering dit vooraf vertellen aan de Eerste en Tweede Kamer.
(Na artikel 100 komt artikel 103 i. Dit komt omdat artikel 101 i en 102 i niet meer bestaan.)
-
Besluitvorming uitzending
Voor de besluitvorming over uitzending van Nederlandse deelnemers aan vredesmissies zijn zowel formeel als informeel zaken vastgelegd. In de Grondwet staat sinds 2000 hoe de besluitvorming moet plaatsvinden. Daarnaast was er in 1995 door de ministers Van Mierlo i en Voorhoeve i al een toetsingskader voor de besluitvorming over uitzending van Nederlandse militairen opgesteld. In 2000 zijn deze, na het parlementaire onderzoek 'Besluitvorming Uitzendingen' (commissie-Bakker), aangevuld.
-
Artikel-100-procedure
Op grond van artikel 100 van de Grondwet i moet de regering i de Staten-Generaal (dus Tweede én Eerste Kamer) vooraf inlichten over deelname aan militaire operaties ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde (vredesmissies). Het gaat daarbij zowel om humanitaire hulpverlening en inzet van de krijgsmacht bij een gewapend conflict.
parlementaire onderzoeken/enquêtes
-
Parlementair onderzoek besluitvorming uitzendingen (1999-2000)
Op 7 april 1999 stelde de Tweede Kamer i de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen (TCBU) in. Deze commissie, onder voorzitterschap van Bert Bakker i (D66) onderzocht de uitzending van Nederlandse militairen in VN-verband naar vredesmissies in voormalig Joegoslavië, de Perzische Golf, Haďti, Angola, Cambodja en Cyprus.
-
Parlementaire enquête Srebrenica (2002-2003
In april 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête i te houden naar de gebeurtenissen rond de uitzending van militairen naar Srebrenica. Reden voor de enquête was onder meer een rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), op basis waarvan het kabinet-Kok II zijn ontslag had aangeboden.
-
Parlementair onderzoek NATO Response Force (2006-2007)
Op 19 juni 2006 heeft een parlementaire werkgroep onder voorzitterschap van de VVD'er Hans van Baalen i een rapport gepresenteerd over de aard en reikwijdte van het Grondwetsartikel over het inlichtingenrecht i van de Kamer bij de inzet van de krijgsmacht ter handhaving van de internationale rechtsorde.
Via de Rijksoverheid komen veel vragen over binnen, zoals:
Hebt u een andere vraag? Bel 1400 (U betaalt alleen de gebruikelijke belkosten).
-
1.De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.
-
2.Het eerste lid geldt niet, indien dwingende redenen het vooraf verstrekken van inlichtingen verhinderen. In dat geval worden inlichtingen zo spoedig