De verdwenen regiostem
Tijdens een onlangs door de Kiesraad i georganiseerd symposium over herziening van het kiesstelsel werd uiteraard dieper ingegaan op het door NSC gelanceerde en door het kabinet overgenomen voorstel om over te stappen naar het Deens-Zweedse model.1) Daarbij wordt het land in kiesdistricten verdeeld, maar blijft de evenredige vertegenwoordiging gehandhaafd. Dit gebeurt via een 'fictief' vereveningsdistrict. Doel is versterken van de band tussen kiezers en gekozenen.
Zoals hoogleraar Henk van der Kolk (TU Twente) in de slotbeschouwing terecht stelde: details zijn - als het tot zo'n ingrijpende wijziging komt - belangrijk. Hoeveel districtszetels komen er, mag een kandidaat in meerdere districten op de lijst staan, moet een gekozene in het district wonen, wat is de omvang van de districten en hoeveel gekozenen hebben die dan en hoe wordt ervoor gezorgd dat alle districtsgekozenen ongeveer evenveel kiezers vertegenwoordigen? En ik zal er vast nog vergeten.
De belangrijkste vraag is de primaire: is er een probleem? Worden regio's op dit moment slecht vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. Het antwoord is: nee. Er zijn vele modellen mogelijk ter uitwerking van een Deens-Zweeds model, maar de kans dat er net als nu bijvoorbeeld drie Zeeuwse afgevaardigden zijn, is erg groot. En bijvoorbeeld Groningen zou waarschijnlijk zelfs minder 'eigen' afgevaardigden krijgen. Je kunt je überhaupt afvragen of regiovertegenwoordiging in een betrekkelijk klein land als het onze zo'n prominente rol moeten krijgen in het kiesstelsel.
Onder anderen Tom van der Meer (UvA) en Simon Otjes (UL) wezen erop, dat nadruk op de regionale vertegenwoordiging mogelijk ten koste gaat van bijvoorbeeld de verhouding man/vrouw, evenwichtige leeftijdsopbouw, vertegenwoordiging van specifiekere kleinere groepen (denk aan mensen met een beperking) en deskundigheid in fracties. Het is bij een Tweede Kamer met een kleine omvang als het onze (150 leden) nu eenmaal per definitie moeilijk om tot een evenwichtige vertegenwoordiging van 'belangen' en groepen te komen.
Hoewel werd verwezen naar de oorsprong van ons kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging, het rapport van de Staatscommissie-Oppenheim uit 1913, leek niet iedereen te beseffen dat bij de daaruit volgende herziening regionale vertegenwoordiging een belangrijk aspect werd. De toen achttien kieskringen waren weliswaar deels administratief bedoeld, maar ze boden ook de mogelijkheid om te zorgen voor regionale spreiding. Partijen konden per Kamerkring afwijkende lijsten indienen en die verbinden tot lijstengroep. En dat gebeurde lange tijd volop.
Tot 1952 kenden SDAP i en PvdA en RKSP i en KVP i geen landelijke lijsttrekker. Bij de KVP was Romme i in 1956 en 1959 landelijk lijsttrekker, maar in 1963 en 1967 waren er vier lijsttrekkers van regionale lijsten. De PvdA had na Drees i (1952 en 1956) in 1959 en 1963 een meervoudig lijsttrekkerschap van regionaal samengestelde lijsten. CDA en VVD kenden een landelijke lijst, maar nog in 1982 werden regionale lijsten (bijvoorbeeld in de drie noordelijke Kamerkringen) ingediend waarop de regionale kandidaten hoger werden geplaatst.
Een misverstand is ook - zo merk ik soms - dat het vóór 1917 bestaande districtenstelsel per definitie tot regionale vertegenwoordiging leidde. Bij de laatste verkiezingen onder dat stelsel, in 1917, hadden slechts 36 van de 100 gekozenen een directe band met hun district; hetzij omdat zij er woonden, hetzij omdat zij er bijvoorbeeld waren geboren. Voor 42 leden gold dat er geen band was. De in Ermelo wonende oud-zendeling Scheurer i was afgevaardigde voor Sneek, de in Den Haag wonende Patijn i afgevaardigde voor Zierikzee, de uit Rijswijk (ZH) afkomstige Van Vliet i Kamerlid voor Doetinchem, de Haagse wethouder Van Vuuren i afgevaardigde voor Zevenbergen. Kandidatuur hing af van kansen om gekozen te worden, niet van regionale 'binding'.
Dat brengt ons terug bij de details. Is het straks zo dat Pieter Omtzigt zich alleen kandidaat mag stellen in Overijssel of Twente en moet Geert Wilders, als hij via Limburg is gekozen, daar ook gaan wonen? En wat betekent het voor de binding als in bijvoorbeeld Zeeland een VVD'er, PVV'er en CDA'er worden gekozen? Gaat een kiezer op GroenLinks-PvdA, SP, Volt of SGP hen dan als 'zijn/haar' vertegenwoordiger zien?
Over die mogelijke kiesrechtherziening moet eerst nog maar eens goed worden nagedacht. En veel simpeler is het dan om de bestaande mogelijkheid van lijsten per Kamerkring (inmiddels twintig) te benutten. Bepaal dat partijen per Kamerkring slechts een lijst met tien kandidaten mogen indienen, met een landelijke lijsttrekker. De helft daarvan moet afkomstig zijn uit de betreffende Kamerkring. Daarmee is de regionale vertegenwoordiging al versterkt.
Dat is vrijwel het systeem dat de PvdA in de jaren 1971-1994 hanteerde. Overigens stapte die partij daar vanaf, omdat landelijke sturing van wie er in de Tweede Kamerfractie moesten komen, wenselijker werd geacht...
-
1)Symposium 'Over de toekomst van ons kiesstelsel, 30 januari 2025