Economische of culturele beloften? Hoe de financiële werkelijkheid nieuwe partijpolitiek dwars zit

dinsdag 11 februari 2025, analyse van dhr Luuk Eilers i

Het Hoofdlijnenakkoord brak eindelijk de trend van steeds meer dichtgetimmerde regeerakkoorden. Vooraf werd dit beschouwd als een democratische vooruitgang, maar de praktijk leert dat de huidige partijen – ondanks de klaarblijkelijke overeenstemming tijdens de verkiezingscampagnes – lastiger tot elkaar komen dan gedacht. Nieuwe politieke partijen hebben het politieke speelveld opgeschud en meer beloofd dan wat waargemaakt kan worden. Nu financiële beslissingen moeten worden gemaakt, zien we steeds duidelijker een conflict met de daadwerkelijke, ideologische prioriteiten van de coalitiepartners.

Omdat financiële beslissingen over bijvoorbeeld onderwijs en btw-verhogingen de huidige regering tot dusver veel problemen hebben bezorgd, lijkt een volgende kabinetscrisis door de aankomende Voorjaarsnota op de loer te liggen. Aangezien de coalitiepartijen – in tegenstelling tot hiervoor – aan dezelfde kant van het politieke spectrum zitten, werd soepelere besluitvorming verwacht. Maar, waar vroeger economische opvattingen centraal stonden in het bepalen van de politieke ‘kant’ van een partij, wordt dat tegenwoordig steeds meer bepaald door culturele thema's, zoals migratie en behoud van de nationale identiteit.

Hoewel over een aantal doelen enige overeenstemming bestaat, geldt dit niet voor de bekostiging. Zodoende zien we dat in een ‘centrumrechtse’ samenwerking veel onenigheid over de rijksfinanciën ontstaat. Juist de tegenwoordige verstrengelingen van culturele, ideologische en economische onderwerpen bemoeilijken een vruchtbare samenwerking.

Daarbij komt dat drie van de vier partijen het CPB geen opdracht hebben gegeven om hun verkiezingsprogramma door te rekenen. Het doorrekenproces behelst over het algemeen een meermalige correspondentie met het planbureau; een partij stuurt haar programma in, krijgt te horen dat er dekking mist en maakt daarna aanpassingen totdat de balans klopt. Partijen die hun programma niet laten doorrekenen, hoeven daarom minder scherpe keuzes te maken. Er kan in principe meer worden beloofd dan waar is te maken. Omdat een aantal van deze partijen regeren en er financiële keuzes gemaakt moeten worden, zien we nu pas waar de prioriteiten daadwerkelijk liggen. Kortom, de partijen moeten kleur bekennen.

Rechtse beloftes

Zoals bekend besloot de VVD tijdens de vorige verkiezingscampagne in te zetten op een samenwerking over rechts. De partij betoogde dat de ontstane problematiek tijdens de kabinetten-Rutte voornamelijk te danken was aan het feit dat er altijd met linkse- of middenpartijen moest worden geregeerd. Nu er een rechtser kabinet zit, zouden ze eindelijk hun gewenste beleid kunnen uitvoeren.

De praktijk leert echter dat de rechtse partijen helemaal niet zo eensgezind zijn. Ze zetten allemaal in op ‘meer geld in de portemonnee’ – maar dit wil iedereen. Duidelijke overeenstemming bestaat slechts over de wens om asielmigratie in te perken. Voorheen deden rechtse partijen voornamelijk beloftes aan bedrijfseigenaren en betoogden dat liberalisering uiteindelijk welvaart voor iedereen zou opleveren. De rechtse coalitiepartijen hebben daarentegen beloftes gedaan aan uiteenlopende delen van de samenleving.

In het Hoofdlijnenakkoord zijn de prioriteiten nog aardig samengebracht door alle economische klassen een kleine vooruitgang te beloven. Vooral de BBB en PVV staan echter niet zozeer voor een economische klasse, maar meer voor een ‘culturele’ achterban, namelijk de boeren/het platteland en ‘de Nederlander’. Aangezien deze groeperingen niet wezenlijk in dezelfde sociaaleconomische klassen zitten, moeten de partijen per thema een economisch standpunt innemen om hun achterban te bedienen, wat ze in vergelijking met klassieke partijen onvoorspelbaar maakt.

Visie

De VVD is de enige partij met een duidelijke, klassieke, economische visie. Dit is ook terug te lezen in hun recent verschenen Agenda voor werkend Nederland. Hierin komt de partij vanuit een liberaal-economische visie op voor ‘de middenklasse’. Volgens hen is deze klasse gebaat bij minder regulering van bedrijven en lagere belastingen – zowel op arbeid als vermogen. Het klassiek liberale idee dat ‘meer geld in de portemonnee’ een voortvloeisel is van meer geld voor bedrijven is door de gehele agenda te lezen.

De andere drie partijen kennen zo’n klassieke opvatting niet. De standpunten van de PVV over economische thema’s lijken vaak op die van de SP. Beide pleitten in hun verkiezingsprogramma's voor de afschaffing van het eigen risico en verhoging van minimumlonen en huurtoeslagen. Het verschil is slechts dat de SP dit wil bekostigen middels herverdeling. De PVV wil hier niet aan. Dekking moet voornamelijk gezocht worden door te korten op (vaak internationaal vastgelegde) uitgaven aan bijvoorbeeld asiel, ontwikkelingssamenwerking, klimaat en publieke instituties.

De onvoorspelbaarheid van de PVV is eveneens te zien in haar stemgedrag. Op sommige thema's stemmen vrijwel altijd mee met linkse partijen, op andere weer met rechtse partijen, waardoor de samenhang soms ver te zoeken lijkt.1)

De BBB is nog zoekende, maar komt in veel punten overeen met de PVV. Ook zij spreekt veel over lastenverlichtingen voor de achterban, zonder duidelijk aan te geven hoe dit bekostigd moet worden. De partij zet breed in op innovatie, wat zou kunnen werken, maar begrotingstechnisch lastig hard te maken is aangezien er geen duidelijke economische opbrengsten mee geraamd kunnen worden. De daadwerkelijke economische visie van deze twee partijen komt zodoende slechts mondjesmaat aan het licht.

Pas wanneer de huidige regering strakke keuzes moet maken, zien we waar de prioriteiten van de partijen liggen. In haar verkiezingsprogramma zegt de BBB bijvoorbeeld dat “kunst, cultuur en media voor iedereen toegankelijk moet zijn”, ongeacht waar je woont of hoeveel je verdient. Ook zou er met gemeenten worden gezocht naar structurele oplossingen om sportverenigingen duurzaam te ondersteunen. Toen er bezuinigd moest worden, gingen deze thema’s er als eerste aan.

NSC is ook in economisch opzicht een uitzondering. Hoewel financiële dekking voor het programma nooit gezocht is, wordt de nationale boekhouding begrepen. De partij pleit net als PVV en BBB voor bestaanszekerheid, maar is erg pragmatisch. De economische vooruitgang van minderbedeelden moet bekostigd worden door het belasten van ‘luxe’ goederen en diensten. Denk bijvoorbeeld aan het verhogen van de btw op hotels en theaters.

Daarbij komt dat NSC graag investeert in de versterking van publieke instituties en net als de VVD vindt dat internationaal gecoördineerde doelstellingen over klimaat en stikstof behaald moeten worden. Maar, waar de VVD juist inzet op marktwerking om haar plannen te bekostigen, wil NSC dit terugdringen.

Financieel-economische spagaat

Waar de term ‘centrumrechtse coalitie’ lijkt te hinten op een brede overeenstemming, is niets minder waar. Alle partijen kennen een andere achterban, die ze ook op een andere manier willen bedienen. Dit zinspeelt allemaal op investeringen, waar simpelweg niet genoeg geld voor is.

Tel daarbij op dat de solide financiën steevast een centraal thema zijn voor de VVD. De staatsschuld en het begrotingstekort mogen niet te ver oplopen. Dit zou ook gezichtsverlies betekenen aangezien de VVD de minister van Financiën levert. De roep van de andere partijen om ruimere economische ramingen zal dus niet zomaar beantwoord worden.

Kortom, de vier coalitiepartijen verkeren in een financieel-economische spagaat. Datgene wat ze individueel willen, komt niet overeen met kernwaarden van de anderen. BBB wil boeren beschermen, maar VVD en NSC willen beantwoorden aan de (internationale) druk die omtrent dit onderwerp is ontstaan. NSC staat pragmatisch in de wedstrijd – “als er geld moet komen, dan vinden we geld”.

Maar iedere keer dat er een proefballon opgaat, wordt deze snel door de anderen lek geschoten. De VVD verlaagt graag de vennootschapsbelasting, maar dan blijft er waarschijnlijk minder over voor de armeren die de PVV en NSC willen beschermen. De PVV wil alles wat ‘de portemonnee’ tastbaar ten goede komt dekken door lastenverzwaring van wat zij ‘linkse hobby’s’ noemt. Deze ‘hobby’s’ vallen echter vaak onder internationale verdragen, waardoor erop bezuinigen onmogelijk lijkt.

Prioriteiten

Problematiek omtrent financiën is geenszins nieuw. Het verschil is evenwel dat knelpunten in voorgaande coalities beter in beeld waren. Paarse kabinetten bestonden uit partijen met uiteenlopende economische visies, die tijdens de onderhandelingen open en bloot op tafel lagen. Hierdoor kon er gezocht worden naar een compromis. Ook dekking van tegenvallers werd meestal bekostigd doordat alle partijen iets ‘inleverden’. Momenteel worden er steeds probeersels de wereld in geslingerd die binnen de kortste keren stevig bekritiseerd worden door de partijleiders.

Financiële tegenvallers tonen tegelijkertijd de daadwerkelijke prioriteiten van de verschillende partijen, die stukje bij beetje helder worden. Aangezien transparantie over de prioriteiten mist, zullen financiën een aanhoudende zorg blijven. In sommige opzichten kruipen de partijen wat dichter naar elkaar toe, maar vooral omdat er steeds meer overeenstemming lijkt te ontstaan over culturele thema’s. Zo riepen de PVV en de VVD beide dat niet een algehele btw-verhoging, maar verder korten op ontwikkelingshulp het gat in de huidige begroting moet gaan dichten.

Hieruit kan alleen niet eindeloos worden geput. Door de langzaamaan steeds duidelijker wordende prioriteiten en tegenstellingen heeft iedere komende financiële tegenvaller de potentie om weer een grote crisis te veroorzaken. En dan is nog niet eens benoemd dat voorstellen na overeenstemming nog beoordeeld worden door de Raad van State en de Tweede en Eerste Kamer, wat al meermaals een struikelblok is gebleken.

  • 1) 
    Zie bijvoorbeeld: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/11/30/is-de-pvv-economisch-links-zo-eenvoudig-is-het-niet-laat-het-stemgedrag-zien-a4182907