De Baltische landen als woordvoerders van de ex-Sovjet-achterblijvers: missie (niet) geslaagd
‘Estland ontwikkelt modellen die zich, naar ik mag hopen, binnen tien of twintig jaar op die Oost-Europese paden zullen begeven die nu nog worden overwoekerd door bossen.’ Lennart Meri, de eerste president van het hersteld-onafhankelijke Estland, stond bekend om zijn soms wonderlijke metaforen. In dit geval laat het zich echter raden wat hij bedoelde: ‘modellen’ verwijst naar Estlands omhelzing van de liberale democratie, vrijemarkteconomie (inclusief een razendsnelle digitalisering daarvan) en rechtsstaat na 1991, ‘bossen’ naar de autoritaire krachten der duisternis die in menig ander ex-Sovjet-republiek nog welig tierden.
Estland heeft zich, evenals zuiderburen Letland en Litouwen, de afgelopen dertig jaar ingespannen om wijlen president Meri’s wens te doen uitkomen. De drie landen hebben geprobeerd om Georgië, Moldavië, Oekraïne, Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland ervan te doordringen dat ze voor een Westers ontwikkelingsmodel moeten kiezen, dit door breedgeschakeerde, intensieve hulpprogramma’s en dito adviestrajecten (automatisering/e-Governance, grensbewaking, verbetering politie-apparaat en Justitie, opleidingen voor diplomaten, etc.) op te starten, en hebben zich in Brussel opgeworpen als hun loyale woordvoerders. De achterliggende filosofie: alleen dat model staat garant voor politieke, economische en maatschappelijke stabiliteit en voor immuniteit voor het gestook door grote buur Rusland die onophoudelijk poogt deze kwetsbare staten weer in zijn invloedssfeer te sleuren.
Het uitbreken van de zogeheten ‘Rozenrevolutie’ in Georgië (2003) en ‘Oranje Revolutie’ in Oekraïne (2004) inspireerde het Baltische trio zowaar om die twee republieken als potentiële kandidaten voor het EU- (en NAVO-) lidmaatschap aan te prijzen. ‘Oude’ leden als Frankrijk, Duitsland en Nederland zagen daar echter niets in. De dolenthousiaste Esten, Letten en Litouwers – die laatsten zagen sowieso een voortrekkersrol voor zichzelf weggelegd, omdat delen van het huidige Oekraïne en Wit-Rusland in de late middeleeuwen tot het machtige groothertogdom Litouwen hadden behoord – moesten genoegen nemen met het Oostelijk Partnerschap (2009). Dit politiek-economische samenwerkingsverband tussen de EU en bovengenoemd zestal rept met geen woord over een toekomstige toetreding tot de Unie.
Welke balans valt er onderwijl op te maken? Dat de paden die Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland bewandelen nog immer worden overwoekerd door bos is zo onderhand ook tot de Baltische landen doorgedrongen. Armenië vindt steun door Rusland in zijn vendetta met Azerbeidzjan zwaarder wegen, Azerbeidzjan zelf stelt zich tevreden met zijn lucratieve olie- en gasbonanza en Wit-Rusland is een dusdanig wreedaardig-dictatoriale richting ingeslagen dat het niet langer valt te handhaven als lid van welk Europees forum dan ook. Buurland Litouwen heeft na het neerslaan van de pro-democratieprotesten in 2020 en het inzetten van vluchtelingen als ‘hybride wapens’ aan zijn grens in 2021 moeten beamen dat de ‘zonneschijnpolitiek’ (dixit oud-president Adamkus) van een pragmatische omgang met Loekasjenko’s regime is mislukt. Tel daar de feitelijke militaire bezetting door Rusland, in januari van dit jaar, bij op.
Aangezien Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland er eigenlijk altijd al wat bij hingen, zijn zij niet echt representatief voor het al dan niet slagen van de Baltische missie om de Europese/Kaukasische ex-Sovjet-republieken (minus Rusland) hechter te koppelen aan en uiteindelijk te verankeren in de Europese en Trans-Atlantische instituties. Georgië, Moldavië en Oekraïne zijn dat des te meer. Reden genoeg voor Litouwen om als EU-voorzitter, in de tweede helft van 2013, al het mogelijke te doen om een Associatie-overeenkomst tussen de Unie en Oekraïne te bewerkstelligen. De Rusland-gezinde president Janoekovitsj ging op het laatste moment dwarsliggen, maar na diens val, luttele weken later, kon het akkoord alsnog worden getekend. Georgië en Moldavië zetten, ook in juni 2014, een krabbel onder een vergelijkbaar document.
Opluchting alom, maar toch kon men een kentering proeven. Zo bepleitte Urmas Paet, de Estse minister van Buitenlandse Zaken, rond die tijd een individuele, ‘op maat gesneden’ benadering van de oostelijke associés, aldus erkennend dat hun onderlinge verschillen te groot waren voor een meer collectieve structuur à la het Oostelijk Partnerschap. Het was een teken dat de verwachtingen werden bijgesteld. Er broeide ongenoegen over het uitblijven van structureel resultaat en Brussel wilde nog altijd geen opname in de EU-gelederen in het vooruitzicht stellen. Lennart Meri’s verre opvolger Kirsti Kaljulaid zou zich in augustus 2021, tijdens een werkbezoek aan Kiëv, zelfs laten ontvallen dat Oekraïne, Georgië en Moldavië bijlange niet aan de toetredingscriteria van de EU voldeden en dat een ‘nieuw soort tussenstap’ wellicht raadzamer zou zijn.
Haar voorganger als staatshoofd, Toomas Hendrik Ilves, had Oekraïne inmiddels al geclassificeerd als nog corrupter dan Rusland’. Hij verweet Georgië, dat in 2021 in een turbulent politiek vaarwater was beland, tegenwoordig ‘het gebaande pad van het Centraal-Aziatische despotisme’ te volgen. Ilves had evenmin een geheim gemaakt van zijn teleurstelling over de zege van de pro-Russische Igor Dodon tijdens de presidentsverkiezingen in Moldavië in 2016 (‘Here’s another cause it turns out I wasted my time and energy on’). Maar toen Dodon vier jaar later werd afgelost door de Europa-gezinde Maia Sandu, bracht de Litouwse minister van Buitenlandse Zaken Landsbergis meteen een bezoek aan het land. Met andere woorden: kritiek op de pupillen in het oosten wordt niet langer geschuwd, doch het engagement als zodanig is beslist niet verdwenen.
Binnen dat engagement voltrok zich tevens een soort verschuiving. Na de Krim-bezetting door Rusland en het begin van de strijd in de Donbass in 2014 kwam het accent meer te liggen op het bieden van humanitaire bijstand en subtiele militaire ondersteuning. Zo richtten Litouwen, Polen en Oekraïne (met instemming van Estland en Letland) in september 2014 LITPOLUKRBRIG op, een brigade die bestaat uit drie bataljons, ‘gespecialiseerde eenheden’ en een vaste staf, in Lublin. Door de huidige crisis rond Oekraïne zou een en ander zomaar in een nieuw daglicht kunnen komen te staan.
Misschien zullen Estland, Letland en Litouwen hun pogingen om Georgië, Moldavië en Oekraïne op termijn de EU (en de NAVO) binnen te loodsen door die crisis juist weer opvoeren. De kans op succes zal, door weerstand in Parijs, Berlijn en Den Haag, wederom niet bijster groot zijn. Maar zoals Kristi Raik, directeur van het Eesti Välispoliitika Instituut (Estonian Foreign Policy Institute) en destijds werkzaam bij het secretariaat van de Europese Raad, in 2006 schreef: de meeste EU-lidstaten zijn er toch van doordrongen geraakt dat het slagen van proces van democratisering in de Oost-Europese randgewesten ook in hun belang is. Woorden die nog steeds actueel zijn.
Jeroen Bult is historicus en publicist. Hij is gespecialiseerd in Estland, Letland en Litouwen.