De gevolgen van het coronavirus voor de euro
Dit artikel is onderdeel van de debatpagina Coronacrisis: solidariteit in de Europese Unie? Bekijk ook de andere bijdragen.
In de schaduw van de maatregelen ter bestrijding van het Corona-virus lijkt een nieuwe euro-crisis in de maak. Terwijl Nederland en Duitsland grote economische steunpakketten hebben aangekondigd, heeft Italië ‘slechts’ 25 miljard aan extra maatregelen aangekondigd. Gezien de al omvangrijke staatsschuld van Italië zou een groot pakket aan maatregelen op de financiële markten tot twijfel kunnen leiden over de houdbaarheid van de schuld. Toen ECB President Lagarde vorige week zei dat het niet de taak van de ECB is om de spreads (het verschil in rente tussen Duitse en Italiaanse overheidsleningen) te verkleinen, schoot de rente van Italiaanse leningen meteen omhoog. Zelfs in de beste scenario’s krijgen de meeste landen in de Eurozone te maken met forse recessies, met slechts een beperkte ‘rebound’ het jaar daarna. Daar komt bovenop dat de economische gevolgen van de crisis in de VS hier nog nauwelijks gevoeld worden. Het probleem van een klein noodpakket in Italië is dat de economische schade op de middellange termijn wel eens veel groter zou kunnen zijn.
Hoewel de politieke aandacht elders licht, zijn op de achtergrond alweer de discussies over de toekomst van de Eurozone losgebarsten volgens de gebruikelijke scheidslijnen. Zo stuurden negen lidstaten deze week een brief naar de President van de Europese Raad, Michel, onder andere over de noodzaak voor gezamenlijke schulduitgifte. Bij een telefonische vergadering van de Europese Raad zette Premier Rutte zijn hakken in het zand: er zijn nu geen grote innovaties in de Eurozone nodig. Mocht hulp aan Italië nodig zijn, dan kan daarvoor het Europees Stabiliteitsmechanisme i gebruikt worden. Minister van Financiën i Hoekstra liet aan de Kamer weten dat zulke hulp met gepaste (lees: lichte) voorwaarden kunnen komen. Met deze tegenstellingen was het niet verassend dat de Eurogroep en de Europese Raad van deze week geen compromis konden vinden.
Deze bijdrage zet kort uiteen welke financieel-economische maatregelen de Europese Unie allemaal getroffen heeft de afgelopen dagen en schetst de verschillende posities in het debat voor verdere maatregelen.
Het meest in het oog sprong deze week de aankondiging van de ECB om een nieuw aankoopprogramma te starten: het Pandemic Emergency Purchase Program (PEPP). Hiermee kunnen tot het eind van het jaar voor 750 miljard euro aan obligaties van zowel publieke als private actoren worden gekocht. Het was niet alleen de grootte van het programma, maar ook de voorwaarden waaronder die wordt uitgevoerd dat opzien baarde. Waar voorheen de ECB zichzelf aan strikte voorwaarden bond om beschuldigingen van monetaire financiering voor te zijn, kondigde het nu aan heel flexibel met haar eigen voorwaarden om te springen. DNB President Knot gaf al publiekelijk aan tegen zulke flexibiliteit te zijn.
Naast deze actie van de ECB kondigde de Raad aan om vol gebruik te maken van de flexibiliteit in het Stabiliteits- en Groeipact en gaf de Commissie de lidstaten een ruime mate van discretie in de toepassing van de regels voor staatssteun. Alle Europese lichten staan dus op groen voor de lidstaten om hun economie overeind te houden, voor zover ze daartoe de middelen hebben. Bovendien kondigde de Commissie en de Europese Investeringsbank ook al aan om voor 28-40 miljard euro aan maatregelen aan om het MKB te ondersteunen. Voor de volgende Europese meerjarenbegroting zijn nu ook Corona-maatregelen voorzien.
De vraag is of deze stappen voldoende zijn en, zo niet, wat de EU nog meer zou kunnen doen. Zoals gezegd is gezamenlijke schulduitgifte een mogelijkheid, al gaat onder die noemer een grote variatie aan plannen schuil. Tijdens de vorige crisis zijn al een hoop plannen ontwikkeld. Nu zou in een lichte variant slechts éénmalig een grote hoeveelheid schulden gezamenlijk worden uitgegeven, met als enkele doel de financiering van de maatregelen tegen het coronavirus. Zulke ‘Corona-bonds’ hebben slechts minimale ‘moral hazard’ (het voornaamste bezwaar tegen gezamenlijke schulduitgifte), aangezien duidelijk is waar het geld aan moet worden besteed en de gehele Eurozone voordeel heeft van zulke maatregelen. In een breder opgezet plan zou bijvoorbeeld het ESM (meer) schuld gaan uitgeven om voor langere termijn nieuwe uitgaven van de lidstaten te financieren. Dit zou dieper ingrijpen in het functioneren van de euro, bijvoorbeeld omdat deelname aan deze gezamenlijke schulduitgifte afhankelijk kan worden gemaakt van naleving van de regels van het Stabiliteits- en Groeipact.
Aangezien in de meeste vormen van gezamenlijke uitgifte van overheidsschulden lidstaten in enige mate garant staan voor de schuld van andere lidstaten, is er ook een juridisch probleem met deze plannen, namelijk de zogenaamde ‘no-bailout’ clausule van artikel 125 in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Tijdens de eerste euro-crisis is de betekenis van deze bepaling al flink opgerekt, maar veel plannen voor Eurobonds of Coronabonds druisen in tegen de tekst van deze bepaling. Dat zou waarschijnlijk zelfs voor het Europese Hof van Justitie i een stap te ver zijn.
Hoe dan ook lijkt de opzet van de euro in huidige vorm onhoudbaar. Helaas is innovatie pas mogelijk gebleken bij diepe crises. Het is de vraag of de euro nog een ronde brinkmanship kan overleven.
Marijn van der Sluis is als Universitair docent staatsrecht verbonden aan de Universiteit Maastricht.
Dit artikel is onderdeel van het forum 'Coronacrisis: solidariteit in de Europese Unie? i'. Volg hier het hele debat.