Besluitvorming in de Europese Unie tot december 2009
Tot december 2009 was de besluitvorming binnen de Europese Unie anders ingericht dan nu. Beleidsterreinen waren verdeeld over drie zogenoemde "pijlers": de Europese gemeenschap (eerste pijler), het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (tweede pijler) en samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (derde pijler). Binnen deze pijlers bestonden verschillende besluitvormingsprocedures.
Om beleidsvorming overzichtelijker, doeltreffender en democratischer te laten verlopen, zijn met het Verdrag van Lissabon i (2009) hervormingen doorgevoerd met betrekking tot de besluitvorming. Sindsdien zijn de drie pijlers niet meer van toepassing.
Momenteel gelden twee besluitvormingsprocedures binnen de EU. Op de meeste beleidsterreinen wordt de gewone wetgevingsprocedure i toegepast. Voor de overige terreinen gelden bijzondere wetgevingsprocedures i. Daarnaast zijn beleidsonderwerpen sinds Lissabon in drie categoriën i onder te verdelen: terreinen waarop de EU exclusieve bevoegdheden heeft, terreinen waarop de bevoegdheden van de EU en lidstaten gedeeld zijn en terreinen waarop de EU lidstaten enkel ondersteunt.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De Europese Unie i bestond tot december 2009 uit drie pijlers. Voor elke pijler golden andere basisregels voor het nemen van besluiten. Hieronder staat een uitleg van de situatie tot de invoering van het Verdrag van Lissabon i in 2009.
Eerste pijler |
De Europese gemeenschap
|
Tweede pijler |
Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
|
Derde pijler |
Politiële en justitiële samenwerking
|
Gemeenschappelijk beleid
Besluitvormingsprocedures
De eerste pijler kende vele besluitvormingsprocedures. In elk van die procedures hadden de Raad van Ministers i, de Europese Commissie i en het Europees Parlement i een andere rol en andere bevoegdheden. De belangrijkste procedures tot december 2009 staan hieronder opgesomd.
De Raad van Ministers en het Europees Parlement namen samen het besluit. Een voorstel kon tot drie keer toe gewijzigd worden gedurende de procedure. De medebeslissingsprocedure was de meest gebruikte procedure in de Europese Unie. |
|
De Raad van Ministers nam het besluit. Het Europees Parlement mocht wijzigingen voorstellen. Als de Raad die wijzigingen niet overnam dan besliste de Raad met eenparigheid van stemmen i over dat voorstel. |
|
De Raad van Ministers besliste over een voorstel. Het Europees Parlement mocht alleen advies uitbrengen. |
|
Eerst nam het Europees Parlement een besluit. Daarna besliste de Raad van Ministers. Deze procedure werd vooral gebruikt voor internationale verdragen en het toetreden van nieuwe lidstaten. Bij het toetreden van nieuwe lidstaten was unanimiteit i in de Raad vereist. |
|
De Raad van Ministers en het Europees Parlement moesten allebei de begroting van de Europese Unie goedkeuren. De Commissie stelde die begroting op. Zowel de Raad als het Europees Parlement mocht wijzigingen voorstellen. |
Wie mocht voorstellen doen?
Bij alle besluitvormingsprocedures had de Europese Commissie het recht van initiatief: alleen de Commissie mocht officieel voorstellen doen. De Raad en het Europees Parlement behandelden het voorstel vervolgens. De Raad van Ministers en het Europees Parlement konden de Commissie wel verzoeken voorstellen in te dienen.
Hoe werd er gestemd?
Tenzij anders vermeld, werd in de Raad van Ministers gestemd met gekwalificeerde meerderheid i: voor het goedkeuren van een besluit moest meer dan de helft van de lidstaten vóór zijn. Bovendien moest een voorstel genoeg stemmen krijgen. Elk land heeft een aantal stemmen dat gedeeltelijk afhangt van hoeveel inwoners een land heeft. Soms moeten de landen die vóór stemmen ook nog een bepaald deel van de bevolking vertegenwoordigen.
Als de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen i besliste, moest elk land instemmen met een voorstel. Eén land kon in dergelijke gevallen een voorstel blokkeren.
In het Europees Parlement werd er gestemd met een meerderheid van stemmen. Dit was of een meerderheid van het aantal aanwezige leden in de zaal (minimaal een derde), of van het totale aantal leden. In het laatste geval lag de drempel hoger.
Soorten besluiten
De Europese Unie kent bindende en niet-bindende besluiten. Bindende besluiten zijn regels waar lidstaten zich aan moeten houden. Lidstaten hoeven met niet-bindende besluiten niets te doen, maar het mag wel. De belangrijkste soorten besluiten staan hieronder opgesomd.
Alle bindende besluiten worden op basis van vastgelegde procedures genomen. Voor een aantal van de niet-bindende besluiten zijn geen procedures vastgelegd.
Deze besluiten gelden ook nog na invoering van het Verdrag van Lissabon in december 2009.
Bindende besluiten
Dit heeft directe werking in alle lidstaten. Dat wil zeggen dat de hele verordening, inclusief alle details, meteen geldt voor alle Europese lidstaten. |
|
De Europese Unie stelt de doelen vast en ook wanneer de lidstaten eraan moeten voldoen. Hoe de lidstaten aan het besluit voldoen, mogen zij zelf bepalen. |
|
Dit besluit richt zich op één land, bedrijf, of persoon. Deze moet zich aan alle bepalingen in de beschikking houden. De boetes die de Europese Commissie oplegt aan kartels zijn beschikkingen. |
|
De Europese Unie sluit, mede namens de lidstaten, overeenkomsten met derde landen i. Er zijn verschillende soorten overeenkomsten, uiteenlopend van handelsverdragen over uitvoertarieven tot uitgebreide samenwerkingsovereenkomsten op alle beleidsterreinen waar de EU zich mee bezighoudt. |
Niet-bindende besluiten
Hiermee geeft een Europese instelling een oordeel over een situatie. Eventueel reikt die instelling ideeën aan om de situatie te verbeteren. Het is op geen enkele wijze bindend. |
|
Hiermee stelt een Europese instelling i een lijn voor waar lidstaten zich aan zouden moeten houden. Het verplicht de lidstaten tot niets. Een aanbeveling is een soort richtlijn zonder juridische bindende kracht. |
|
Hiermee laat een Europese instelling zich uit over een bepaalde situatie of onderwerp. Ze wordt meestal gebruikt door de Commissie en het voorzitterschap van de Europese Unie i om te reageren op actuele gebeurtenissen. Politiek zeer gevoelige uitspraken worden hierin vermeden. |
|
Hierin doet de Europese Commissie voorstellen om een bepaald doel te bereiken. |
Buitenlands en veiligheidsbeleid
Besluitvormingsprocedures
De besluitvorming in de tweede pijler week sterk af van de eerste pijler. De regeringen van de lidstaten, die worden vertegenwoordigd in de Europese Raad i en/of in de Raad van Ministers i, namen de besluiten. De Europese Commissie moest bij het beleid worden betrokken. Het Europees Parlement werd door de Raad van Ministers op de hoogte gehouden van, en geraadpleegd over, het buitenlands en veiligheidsbeleid. De Raad moest op de essentiële punten rekening houden met de mening van het Europees Parlement.
In de meeste gevallen nam de Raad van Ministers de beslissingen. Wanneer de grote lijnen werden vastgesteld, besliste de Europese Raad. Veel van het voorwerk werd in dat geval alsnog gedaan door de Raad van Ministers.
Wie mocht voorstellen doen?
De Europese Commissie en de lidstaten mochten met voorstellen komen. Het Europees Parlement mocht aanbevelingen doen.
Hoe werd er gestemd?
In principe besliste de Raad van Ministers in zaken die onder de tweede pijler vallen met eenparigheid van stemmen i. Lidstaten konden zich onthouden van stemmen. Besluiten werden daarmee niet geblokkeerd. De lidstaten die zich onthielden van stemmen waren niet verplicht het besluit zelf toe te passen, maar ze mochten het optreden van de EU niet in de weg staan.
De meeste uitvoeringsbesluiten werden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen i. Hetzelfde gold voor het bepalen van gemeenschappelijke optredens en voor het bepalen van standpunten op basis van al vastgestelde gemeenschappelijke strategieën.
Hoe de Europese Raad normaal gesproken besluiten nam stond niet in procedures omschreven.
Soorten besluiten
Deze besluiten gelden in licht aangepaste vorm ook nog na invoering van het Verdrag van Lissabon in december 2009.
Bindende besluiten
Hiermee stelt de Europese Raad de doelstellingen vast voor zaken waar de lidstaten een gezamenlijk belang gemeen hebben. Ook stellen ze vast wat de benodigde middelen zijn die de lidstaten moeten leveren om de doelen te halen. Een gemeenschappelijke strategie maakt het mogelijk besluiten te nemen die over de uitvoering gaan. |
|
Met dit besluit stelt de Europese Unie het doel, de voorwaarden, de duur, en de benodigde middelen vast die de lidstaten moeten leveren voor de uitvoering van een gezamenlijk ingrijpen. |
|
Gemeenschappelijk standpunt |
Hiermee bepaalt de Europese Unie haar aanpak voor specifieke situaties of bij bepaalde onderwerpen. De lidstaten moeten hun nationaal beleid aanpassen aan het gemeenschappelijk standpunt. |
Niet-bindende besluiten
Hiermee laat een Europese instelling zich uit over een bepaalde situatie of onderwerp. Ze wordt meestal gebruikt door de Commissie en het voorzitterschap van de Europese Unie om te reageren op actuele gebeurtenissen. Politiek zeer gevoelige uitspraken worden vermeden. |
Samenwerking in strafzaken
Besluitvormingsprocedures
De besluitvorming in derde pijler week ook sterk af van de eerste pijler. De Raad van Ministers nam de besluiten. Het Europees Parlement speelde in een beperkt aantal gevallen een kleine rol. Ook moest het Europees Parlement op de hoogte worden gehouden. De Europese Commissie moest bij het beleid worden betrokken.
Volgens de normale procedure besliste de Raad van Ministers. Hieronder viel ook het bepalen van de voorwaarden voor gezamenlijke optredens op het grondgebied van een andere lidstaat. De Raad moest bij alle besluiten het Europees Parlement om advies vragen.
Wie mocht voorstellen doen?
De Europese Commissie en de lidstaten mochten met voorstellen komen. Het Europees Parlement mocht aanbevelingen doen.
Hoe werd er gestemd?
De Raad van Ministers stemde in het geval van besluiten, kaderbesluiten en het innemen van gezamenlijke standpunten met eenparigheid van stemmen i. Bij overeenkomsten gold stemmen met gekwalificeerde meerderheid i.
Soorten besluiten
Deze besluiten gelden in het algemeen niet meer na invoering van het Verdrag van Lissabon in december 2009.
Bindende besluiten
Dit dwong de lidstaten wettelijke en/of bestuursrechtelijke bepalingen aan te passen. Hoe de lidstaten hieraan voldoen mochten zij zelf bepalen. |
|
Hiermee stelde de Europese Unie een doel op elk ander terrein binnen de derde pijler dat niet viel onder het kaderbesluit. Lidstaten moesten zich aan het doel houden. Hoe de lidstaten hieraan voldeden, mochten zij zelf bepalen. |
|
Gezamenlijk optreden |
Dit waren bepalingen over de operationele samenwerking en uitvoering van de samenwerking op het terrein van politie en justitie. |
Niet-bindende besluiten
Hiermee liet een Europese instelling zich uit over een bepaalde situatie of onderwerp. Ze werd meestal gebruikt door de Commissie en het voorzitterschap van de Europese Unie om te reageren op actuele gebeurtenissen. Politiek zeer gevoelige uitspraken werden vermeden. |