Artikel 34: Eed voogd
Alvorens de voogdij te aanvaarden, legt elke voogd, in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal, in handen van de voorzitter, de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning; ik zweer (beloof) al de plichten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bijzonder op te zullen toeleggen, om de Koning gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor Zijn volk in te boezemen."
"Zo waarlijk helpe mij God almachtig!" ("Dat beloof ik!")
Alvorens de voogdij te aanvaarden, legt elk der voogden in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal, in handen van den voorzitter, den volgenden eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning; ik zweer (beloof) al de pligten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, en er mij bijzonder op te zullen toeleggen, om den Koning gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor zijn volk in te boezemen."
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!" ("Dat beloof ik!")