Artikel 33: Voogdij-wet bij het leven van de Koning gemaakt
Deze wet wordt nog bij het leven van de Koning, voor het geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt. Mocht dit niet zijn geschied, zo worden, is het doenlijk, enige der naaste bloedverwanten van de minderjarige Koning over de regeling der voogdij gehoord.
Indien de schikking, betreffende de voogdij, door onvoorziene omstandigheden te voren niet mogt gemaakt zijn, wordt daarin door de Staten Generaal op dezelfde wijze, als in het vorig artikel, voorzien, met overleg, zoo veel mogelijk, van eenige der naaste bloedverwanten uit den Vorstelijk Huize.
Indien de schikking, betreffende de voogdij, niet mogt gemaakt zijn voor het overlijden van den regerenden Koning, wordt daarin door de Staten-Generaal in eene vereenigde zitting der beide Kamers voorzien, met overleg, zoo veel mogelijk, van eenige der naaste bloedverwanten van den minderjarigen Koning.