Artikel 33: Voogdij-wet bij het leven van den Koning gemaakt

32
Artikel 33
34

Deze wet wordt nog bij het leven van den Koning, voor het geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt. Mogt dit niet zijn geschied, zoo worden, is het doenlijk, eenige der naaste bloedverwanten van den minderjarigen Koning over de regeling der voogdij gehoord.

1.

Ontwikkeling artikel

1814

Indien de schikking, betreffende de voogdij, door onvoorziene omstandigheden te voren niet mogt gemaakt zijn, wordt daarin door de Staten Generaal op dezelfde wijze, als in het vorig artikel, voorzien, met overleg, zoo veel mogelijk, van eenige der naaste bloedverwanten uit den Vorstelijk Huize.

1815

Indien de schikking, betreffende de voogdij, niet mogt gemaakt zijn voor het overlijden van den regerenden Koning, wordt daarin door de Staten-Generaal in eene vereenigde zitting der beide Kamers voorzien, met overleg, zoo veel mogelijk, van eenige der naaste bloedverwanten van den minderjarigen Koning.

1840: art 40, 1848: art 37, 1887: art 33, 1917: art 33, 1922: art 31, 1938: art 33, 1948: art 33, 1953: art 33, 1956: art 33, 1963: art 33, 1972: art 33