Artikel 63: Adelstand
De Koning verheft in den adelstand; al wie door den Koning in den adelstand verheven wordt, brengt de brieven van adeldom ter kennis van de Staten zijner Provincie, en deelt aanstonds in al de voorregten daaraan verbonden, bijzonderlijk in de bevoegdheid om beschreven te worden in de ridderschap, mits voldoende aan de vereischten voor dezelve bepaald.
De Koning heeft de aanstelling en benoeming der Groot Officieren van het Rijk: Hij regelt hun rang, getal en attributen.
De Souvereine Vorst verheft in den adelstand. Al, wie door den Souvereinen Vorst in den adelstand verheven wordt, brengt het bewijs daarvan ter kennis van de Staten zijner Provincie of Landschap en deelt aanstonds in alle de voorregten daaraan verbonden, bijzonderlijk in de bevoegdheid om beschreven te worden in de ridderschap, mits voldoende aan de vereischten voor dezelve bepaald.
De Koning verleent adeldom.
Vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen.