Artikel 55: Hulde Staten der Provinciën of Landschappen aan ingehuldigde Vorst
Na dat deze beëediging en inhuldiging door den Koning zijn gebragt ter kennisse van de Staten der provinciën, brengen deze aan Hem hunne hulde toe, in maniere als volgt:
"Wij zweren dat wij U, den wettigen Koning der Nederlanden, steeds gehouw en getrouw zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon, en van Uwe Koninklijke waardigheid; dat wij achtervolgens de verpligtingen ons bij de Grondwet opgelegd, de bevelen door U, of van Uwentwege aan ons gegeven, zullen gehoorzamen; voorts alle Uwe dienaren en raden in de nakoming van dezelve zullen helpen en bijstaan, en wijders alles zullen doen wat getrouwe onderdanen schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!"
De Staten der Provinciën brengen deze schriftelijke verklaring aan den Koning over, door eene plegtige bezending van eenige leden uit hun midden.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Sire! Wij mogen vrijmoediglijk aan Uwe Majesteit verklaren dat wij in de overdenking en behandeling der rechten van de Kroon nooit uit het oog verloren hebben, hoezeer de vrijheid en de regten des volks U ter harte gaan; wij zijn overtuigd, dat de ontworpen grondwet aan den Vorst al het gezag geeft, hetwelk uit het wezen onzer regeringsvorm voortvloeit, door de uitgestrektheid van het grondgebied geboden, en dat tot eene steeds werkzame en vaste bestemming van aller regten, en aller belangen vereischt wordt. Wij hebben echter gemeend hier en daar bepalingen te maken, welke wij ons verzekerd houden, dat Uwe Majesteit zelve zal willen gesteld zien voor eene Monarch in latere tijden, die het ongeluk had niet geheel aan Uwe Majesteit te kunnen vergeleken worden.
De onderlinge betrekkingen en verpligtingen tusschen den Koning en de natie worden door plegtige eeden versterkt. De inhuldiging des Konings zal vergezeld gaan met al dien luister, aan zulk eene gewigtige gebeurtenis eigen, en overeenkomstig de oude gebruiken, openlijk onder den blooten hemel in tegenwoordigheid van eene groote schaar zijner onderdanen, zal de Koning hulde en verklaring van trouw ontvangen van de geheele natie, en Hij zal zelve met plegtigen eede zweren de grondwet te zullen nakomen, het geluk van zijn volk met al zijn vermogen te zullen bevorderen, en alzoo zich te zullen gedragen naar de voorbeelden, door den Stichter onzer nationale onafhankelijkheid en den eersten onzer Koningen gegeven.
De overdragt der Kroon in Uwer Majesteits aanzienlijk geslacht, zoo als zij bij de eerste grondwet geregeld was, is bij de tractaten, welke Europa bevredigd hebben, bevestigd. Wij hebben aan de gelegde gronden alleenlijk die nadere ontwikkeling gegeven, welke vereischt schenen, om in alle gevallen twijfelingen en uitleggingen te voorkomen, Welke aan de volken dikwijls zoo veel onheil hebben berokkend (art. 14-21).
Na dat deze beëediging en inhuldiging door den Souvereinen Vorst zullen zijn ter kennis gebragt van de Staten der Provinciën of Landschappen, brengen deze aan Hem hunne hulde toe, in maniere als volgt:
"Wij zweren, dat wij U, den wettigen Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden, steeds gehouw en getrouw zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon en staat; dat wij, achtervolgens de verpligtingen ons bij de grondwet opgelegd, de bevelen door U ofte Uwentwege aan ons gegeven, zullen gehoorzamen; voorts alle Uwe dienaren en raden, in de nakoming van dezelve, zullen helpen en bijstaan, en wijders alles doen, wat getrouwe onderzaten aan hunnen Souvereinen Vorst schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almagtig! "
Na dat deze beëediging en inhuldiging door den Koning zijn gebragt ter kennisse van de Staten der provinciën, brengen deze aan Hem hunne hulde toe, in maniere als volgt:
"Wij zweren dat wij U, den wettigen Koning der Nederlanden, steeds gehouw en getrouw zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon, en van Uwe Koninklijke waardigheid; dat wij achtervolgens de verpligtingen ons bij de Grondwet opgelegd, de bevelen door U, of van Uwentwege aan ons gegeven, zullen gehoorzamen; voorts alle Uwe dienaren en raden in de nakoming van dezelve zullen helpen en bijstaan, en wijders alles zullen doen wat getrouwe onderdanen schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!"
De Staten der Provinciën brengen deze schriftelijke verklaring aan den Koning over, door eene plegtige bezending van eenige leden uit hun midden.