Artikel 14: Wet bepaalt vereischten tot uitoefening Stemregt

13
Artikel 14
15

De Wet bepaalt de vereischten tot de uitoefening van het Stemregt, en de wijze, waar op hetzelve zal worden uitgeoefend.

Deze Wet zal echter nimmer kunnen strijdig zijn met de beginzelen van persoonlijke onafhankelijkheid en eigendom.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Zij, die zig mogen doen inschrijven in zoodanig Stemregister, moeten hebben de navolgende vereischten:

  • a. 
    Dat zij den vollen ouderdom van twintig jaaren hebben bereikt, in de lasten der Maatschappij hun aandeel dragen, en, Inboorlingen zijnde, ten minsten geduurende de laatste twee Jaaren, doch, Vreemdelingen i zijnde, ten minsten geduurende de laatste tien Jaaren, in deze Republiek hunne vaste woonplaats gehouden hebben, en in staat zijn de Nederduitsche Taal te lezen en te schrijven.

    Dit laatste vereischte zal, onmiddellijk na de aanneming der Staatsregeling, gelden, ten aanzien van allen, die door het Volk tot eenige openbaare daad, post, of ambt, geroepen worden; doch voor het overige, een jaar na de invoering dezer Staatsregeling, ten aanzien van alle Stembevoegden, die alsdan in het Stemregister worden ingeschreven.

    Ook kunnen Vreemdelingen, die de Republiek te Water of te Lande gediend hebben, volstaan met eene inwooning van zeven jaaren.

  • b. 
    Dat zij in handen van den Vóórzitter van het Plaatslijk Bestuur, hebben afgelegd, en geteekend de navolgende Verklaaring :

    "Ik houde het Bataafsche Volk voor een vrij en onafhanglijk Volk, en beloof aan hetzelve trouw. Ik verklaar mijnen onveranderlijken afkeer van het Stadhouderlijk Bestuur, het Foederalismus, de Aristocratie en Regeeringloosheid. Ik beloof, dat ik, in alle mijne verrigtingen, hetzij als stemoefenend Burger, hetzij als Kiezer, alle de voorschriften der Staatsregeling getrouwlijk zal opvolgen, en nimmer mijne Stem geven aan iemand, wien ik houde te zijn een voorstander van het Stadhouderlijk, Foederatief Bestuur, de Aristocratie en Regeeringloosheid."

    "Dit verklaar ik op mijne Burgertrouw!"

1801

Om Stemgerechtigd Burger te zyn wordt vereischt;

  • 1. 
    De inschrijving in het Nationaal Stemregister van elke woonplaats;
  • 2. 
    De volle ouderdom van twintig Jaren of Lidmaatschap der Gewapende Burgermagt;
  • 3. 
    Bestendige inwoning binnen de Republiek, geduurende het laatste Jaar voor Inboorlingen, en geduurende de laatste zes Jaren voor Vreemdelingen;
  • 5. 
    Het afleggen van de volgende belofte: "Ik belove trouw aan de Constitutie, en onderwerping aan de Wet."
1805

De Vereischten tot de uitoefening van het Stemregt blijven bij provisie, bepaald op den tegenwoordigen voet i. De thans bestaande Voorschriften deswegens kunnen gewijzigd worden overeenkomsig hetalgemeen belang; deze wijzigingen, echter, kunnen nimmer strijdig zijn met de beginselen van Persoonlijke Onafhanklijkheid en eigendommen.

1806

De Wet bepaalt de vereischten tot de uitoefening van het Stemregt, en de wijze, waar op hetzelve zal worden uitgeoefend.

Deze Wet zal echter nimmer kunnen strijdig zijn met de beginzelen van persoonlijke onafhankelijkheid en eigendom.

1814

De open vallende plaatsen in de Kiezers-kollegiën worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezeten burgeren, eene zekere, in elke stad bij het stedelijk reglement te bepalen, som betalende in de beschreven middelen. Daarover brengt elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit bij behoorlijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de Regering.

1815: art 134
1840

De openvallende plaatsen, in de kiezers-kollegiën, worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezeten burgeren, eene zekere, in iedere stad bij in de wet te bepalen som betalende in de beschrevene middelen. Daar over brengt elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit, bij behoorlijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de regering.

1848

De leden der Tweede Kamer worden in de kiesdistricten, waarin het Rijk verdeeld wordt, gekozen door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten, en betalende in de directe belastingen eene som, die overeenkomstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van f 20, noch boven dat van f 160, in de kieswet zal worden vereischt.

1887

De leden der Tweede Kamer worden regtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijken welstand bezitten en den door die wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesregt wordt geschorst voor de militairen beneden den rang van officier bij de zee- en de landmagt voor den tijd, gedurende welken zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesregt zijn uitgesloten zij, wien dat regt bij regterlijke uitspraak is ontzegd; zij die in gevangenschap of hechtenis zijn; zij die bij regterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren; zij die in het burgerlijk jaar, voorafgaande aan de vaststelling der kiezerslijsten, van eene instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur onderstand hebben genoten en, voor zoover de kieswet, hetzij zeker bedrag van den aanslag in eene of meer Rijks directe belastingen, hetzij het bezit van een of meer grondslagen van zoodanigen aanslag als vereischte van kiesbevoegdheid stelt, zij die hun aanslag in die belasting of belastingen niet hebben voldaan.

1917

De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend, die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt en door de vrouwelijke ingezetenen, die aan gelijke voorwaarden voldoen, indien en voor zoover de wet haar, niet uit hoofde van aan het bezit van maatschappelijken welstand ontleende redenen, kiesbevoegd verklaart. Ieder kiezer brengt slechts ééne stem uit.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen bij de zee- en de landmacht voor den tijd, gedurende welken zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wien dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd; zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeeling tot eene vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landlooperij, zoomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

De uitoefening van het kiesrecht is verplicht volgens regels door de wet te stellen.

1922

De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend, die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt. Ieder kiezer brengt slechts ééne stem uit.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen bij de zee- en de landmacht voor den tijd, gedurende welken zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wien dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hunne vrijheid zijn beroofd; zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeeling tot eene vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landlooperij, zoomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

1938: art 83, 1948: art 83, 1953: art 90
1956

De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandse onderdanen erkend, die de door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt. Ieder kiezer brengt slechts één stem uit.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen voor de tijd, gedurende welke zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wie dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd; zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landloperij, zomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

1963: art 90
1972

De leden der Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandse onderdanen erkend, die de door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden achttien jaren mag zijn, hebben bereikt. Ieder kiezer brengt slechts één stem uit.

De wet bepaalt, in hoeverre de uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor de militairen voor de tijd, gedurende welke zij zich onder de wapenen bevinden.

Van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten zij, wie dat recht bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd; zij die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd; zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschikking of het beheer over hun goederen hebben verloren en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn. Aan onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar of wegens bedelarij of landloperij, zomede aan meer dan twee, binnen een door de wet te bepalen tijdperk vallende, onherroepelijke rechterlijke uitspraken openbare dronkenschap vaststellende, verbindt de wet tijdelijk of blijvend verlies van kiesrecht.

1983
  • 1. 
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.
  • 2. 
    Van het kiesrecht is uitgesloten:
    • a. 
      hij die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht;
    • b. 
      hij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten.
1987: art 54, 1995: art 54, 1999: art 54, 2000: art 54, 2002: art 54, 2005: art 54, 2006: art 54
2008
  • 1. 
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de Nederlanders die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen ten aanzien van Nederlanders die geen ingezetenen zijn.
  • 2. 
    Van het kiesrecht is uitgesloten hij die wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht.
2017: art 54, 2018: art 54, 2022: art 54