Artikel 164: Onteigening
Ieder ingezeten wordt gehandhaafd bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen. Niemand kan van enig gedeelte derzelve worden ontzet, dan ten algemeene nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.
Ieder ingezeten wordt gehandhaafd bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen. Niemand kan van enig gedeelte derzelve worden ontzet, dan ten algemeene nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.
Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet, dan ten algemeenen nutte en tegen voorafgaande schadeloosstelling.
De wet verklaart vooraf dat het algemeen nut de onteigening vordert.
Een algemeene wet regelt de uitzondering op het vereischte van zodanige verklaring ten behoeve van vestingbouw en den aanleg, het herstel of onderhoud van dijken, bij besmetting en andere dringende omstandigheden.
De bovengenoemden vereischten van voorafgaande verklaring door eene wet, en van voorafgaande schadeloosstelling kunnen niet worden ingeroepen, wanneer oorlog, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vorderen. Het regt van den oneigende op schadeloosstelling wordt hierdoor echter niet verkort.
Het binnentreden in eene woning tegen den wil van den bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens eenen bijzonderen of algemeenen last van eene magt door de wet aangewezen.
De wet regelt de vormen, waaraan de uitoefening van deze bevoegdheid gebonden is.