Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1815) (oude versie sk)
Inhoudsopgave van deze pagina:
- Onderverdeling
- Artikel I
- Artikel I
- VIII: Veranderingen in de Provinciale Wet
- IX: Verandering in de Gemeentewet; Bepaling omtrent de Nieuwen Waterweg en het Scheur
- X00: Vervallen artikel Gemeentewet
- 7: Grondwettelijke status lokaal en departementaal stemregt
- 8: Andere bedieningen vrij voor Nederlanders
- 39: Rol Staten-Generaal bij vaststelling onbekwaamheid Koning
- 50: Mogelijke rol Staten Generaal bij voogdij en regentschap
- 83: Vereenigde Vergadering
- 92: Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn
- 98: Locatie zittingen der Staten-Generaal
- 122: Splitsing begrooting in twee afdeelingen vanaf uiterlijk 1820
- 123: Eerste afdeeling ingediende begrooting bevat gewone, zekere en voortdurende uitgaven
- 125: Koning stelt elke tien jaar de Eerste Afdeeling der begrooting vast
- 126: Tweede afdeeling begrooting bevat buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven; Jaarlijkse vaststelling
- 142: Verkiezing Leden der Staten-Generaal
- 148: Staten doen Koning voordragt omtrent onderhoud, aanleg en begrooting van werken
- 152: Bepalingen omtrent besturen ten platte lande
- 161: Petitierecht
- 164: Onteigening
- 168: Vrijheidsontneming (A)
- 169: Vrijheidsontneming (B)
- 170: Huisrecht
- 183: Bepalingen omtrent zamenkomst Nationale Militie; Mandaat Vorst
- 226: Openbaar onderwijs
- 228: Armbestuur en opvoeding arme kinderen
- 1160: Regt van Voordragt: na goedkeuring Tweede Kamer zending naar Eerste Kamer
- 1180: Regt van Voordragt: Afkeuringsprocedure Eerste Kamer
- 1240: Goedkeuringsprocedure Eerste Afdeeling van de begrooting
- 1290: Edelen kunnen een ligchaam van Ridderschap vormen
- 1320: Censuskiesregt bij stemmen over openvallende plaatsen in Kiezers-kollegiën; stemprocedure
- 1330: Provincie wordt verdeeld in districten
- 1400: Stemprocedure: besloten bij voordragten van personen, anders hoofdelijk
- 1450: Geen benadeeling andere Provinciën of Landschappen bij bepalingen omtrent in-, uit-, of doorvoer
- 1550: Staten oordelen over nieuwe plaatselijke belastingen
- 1720: Uitspraak vonnissen met opene deuren
- 1790: Hooger beroep
- 1800: Instelling provinciale geregtshoven; Koning benoemt presidenten en stelt Procureurs-Generaal aan
- 1810: Provinciale Hoven voeren beleid der criminele Justitie
- 1820: Uitoefening civiele Justitie berust bij Provinciale Geregtshoven en civiele Regtbanken
- 1830: Wet bepaalt zamenstelling en magt der Hoven
- 1850: Judicature bij overtredingen van belastingen
- 1860: Hoog Militair Geregtshof
- 1870: Krijgsvolk onderworpen aan burgerlijken regter in civiele zaken
- 2160: Bevoegdheden Staten der Provinciën
- 2170: Koning bepaalt welk orgaan waterwerken beheert; eventuele betaling onkosten aan Provinciale Staten
- 2200: Staten hebben toezigt en gezag over kollegiën; reglementen der kollegiën hebben kragt van inrigting; benoeming Leden kollegiën
- 3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
- 3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
- 3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
- 3900: Rol Staten-Generaal bij vaststelling onbekwaamheid Koning
- 6000: Koning houdt toezicht over de voor openbare Godsdienst toegestane penningen
Artikel I
De artikelen 57a en 129, derde lid, tweede volzin treden eerst na vier jaar of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.
Artikel I
De artikelen 57a en 129, derde lid, tweede volzin treden eerst na vier jaar of op een bij of krachtens de wet te bepalen eerder tijdstip in werking.
VIII: Veranderingen in de Provinciale Wet
De in dit artikel opgenomen veranderingen in de Provinciale wet zijn sedert in den tekst dezer wet (laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 Januari 1922, ( Staatsblad No. 5)) opgenomen.
IX: Verandering in de Gemeentewet; Bepaling omtrent de Nieuwen Waterweg en het Scheur
De in dit artikel opgenomen veranderingen in de Gemeentewet zijn sedert in den tekst dezer wet (laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 Januari 1922, ( Staatsblad no. 6)) opgenomen.
Met afwijking van bovenstaand artikel II worden in de wet van 3l December 1913 (Staatsblad no. 469), tot toevoeging van de terreinen langs den Nieuwen Waterweg en het Scheur, thans deel uitmakende van de Gemeenten 's Gravenzande en Naaldwijk, aan de gemeente Rotterdam, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht :
De artikelen 4, 5, 8, 9, 11, derde lid, en 17 vervallen.
X00: Vervallen artikel Gemeentewet
Met afwijking van artikel II, worden in de Gemeentewet, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:
Artikel 5 wordt gelezen, enz.
Met afwijking van bovenstaand artikel II worden in de wet van 31 December 1913 ( Staatsblad no. 469), tot toevoeging van de terreinen langs den Nieuwen Waterweg en het Scheur, thans deel uitmakende van de gemeenten 's Gravenzande en Naaldwijk, aan de gemeente Rotterdam, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:
De artikelen 4, 5, 8, 9, 11, derde lid, en 17 vervallen.
7: Grondwettelijke status lokaal en departementaal stemregt
De beschikkingen dezer reglementen, het regt en de bevoegdheid in het vorige artikel gemeld betreffende, zoo als dezelve op het einde van het tiende jaar na de afkondiging dezer grondwet in werking zijn, zullen beschouwd worden een deel van deze grondwet uittemaken.
8: Andere bedieningen vrij voor Nederlanders
Tot alle andere bedieningen zijn alle de ingezetenen, zonder onderscheid, benoembaar, welke geboren Nederlanders zijn, of hetzij door wetduiding, hetzij door naturalisatie daarvoor gehouden worden.
39: Rol Staten-Generaal bij vaststelling onbekwaamheid Koning
Zoolang de Koning minderjarig is, staat hij onder de voogdij van eenige leden van het Koninklijk Huis en eenige aanzienlijke Nederlanders.
50: Mogelijke rol Staten Generaal bij voogdij en regentschap
Indien de Koning aan de Staten-Generaal geen Troon-opvolger heeft voorgedragen (artikel 24) ; indien gezamenlijk met dezelven geene voogdij over den minderjarigen Koning is beraamd, (artikel 39) ; indien er geen Regent is benoemd (artikel 42), verklaren de Staten-Generaal plegtiglijk welk geval bestaat, en voorzien daarin vervolgens op de gronden hiervoren gelegd bij artikelelen 26, 40, en 43.
83: Vereenigde Vergadering
Wanneer de Staten-Generaal in dubbelen getale worden bijeengeroepen, wordt aan de gewone leden van elke Kamer een gelijk getal buitengewone leden toegevoegd, op dezelfde wijze als de gewone te verkiezen.
Het besluit der bijeenroeping wijst tevens den dag der verkiezing aan.
92: Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn
Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn.
98: Locatie zittingen der Staten-Generaal
In tijd van vrede worden de zittingen der Staten-Generaal beurtelings om het andere jaar in eene stad der noordelijke, en in eene der zuidelijke provinciën gehouden.
122: Splitsing begrooting in twee afdeelingen vanaf uiterlijk 1820
De gemelde begrooting wordt in twee afdeelingen gesplitst; deze splitsing zal moeten plaats hebben bij de begrooting over den jare 1820, of zoo veel vroeger als de omstandigheden het toelaten.
123: Eerste afdeeling ingediende begrooting bevat gewone, zekere en voortdurende uitgaven
De eerste afdeeling bevat alle zoodanige gewone, zekere en steeds voortdurende uitgaven, welke uit den gewonen loop der zaken voortvloeijende, in het bijzonder tot den staat van vrede betrekking hebben.
Deze uitgaven door de Staten-Generaal goedgekeurd zijnde, zijn gedurende de tien daaropvolgende jaren aan geene jaarlijksche toestemming onderworpen.
Er kan over die uitgaven geene nadere beraadslaging vallen, ten zij de Koning in dien tusschentijd te kennen geve, dat een gedeelte dier uitgaven veranderd is, of geheel opgehouden heeft.
125: Koning stelt elke tien jaar de Eerste Afdeeling der begrooting vast
Een jaar voor den afloop van den termijn, voor welken deze vaste uitgaven geregeld zijn, wordt door den Koning de nieuwe staat voor de tien jaren, die op dien termijn volgen, voorgesteld.
126: Tweede afdeeling begrooting bevat buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven; Jaarlijkse vaststelling
De tweede afdeeling der begrooting bevat die buitengewone, onvoorziene en onzekere uitgaven, welke, inzonderheid in tijden van oorlog, naar voorkomende omstandigheden, moeten worden geregeld.
Deze uitgaven, en de middelen tot bestrijding derzelve, worden slechts voor een jaar vastgesteld.
142: Verkiezing Leden der Staten-Generaal
Aan de Staten der Provinciën wordt opgedragen het verkiezen van leden voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal in of buiten hun midden, en zoo veel doenlijk uit alle oorden van hunne Provincie.
148: Staten doen Koning voordragt omtrent onderhoud, aanleg en begrooting van werken
De Staten dragen aan den Koning voor het onderhouden en aanleggen van zoodanige werken, als zij voor het belang van hunne Provincie nuttig oordeelen. Zij kunnen de middelen daarbij voordragen, om daarin geheel of ten deele ten koste der Provincie te voorzien. In geval van goedkeuring, wordt aan hen het bestuur der werken en de beheering der penningen opgedragen, onder de verpligting tot rekening en verantwoording.
152: Bepalingen omtrent besturen ten platte lande
De Besturen ten platten lande, hetzij van heerlijkheden, districten of dorpen, worden ingerigt op zoodanigen voet, als met de bijzondere omstandigheden van elk derzelven, met de belangen der ingezetenen en het wettig verkregen regt der belanghebbenden onderling bestaanbaar geoordeeld wordt, alles in overeenstemming met deze Grondwet, en volgens nadere reglementen, op last der Staten te maken, welke dezelve, met hunne consideratiën, aan de bekrachtiging van den Koning onderwerpen.
161: Petitierecht
Ieder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meerderen worden onderteekend, welk laatste alleen zal kunnen geschieden door of van wege ligchamen, wettiglijk zamengesteld en als zoodanig erkend, en, in dat geval, niet anders dan over onderwerpen tot derzelver bepaalde werkzaamheden behoorende.
164: Onteigening
Ieder ingezeten wordt gehandhaafd bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen. Niemand kan van enig gedeelte derzelve worden ontzet, dan ten algemeene nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.
168: Vrijheidsontneming (A)
Behalve het geval, dat iemand op heeter daad wordt betrapt, mag niemand in hechtenis worden genomen, dan op een bevel van den regter, inhoudende de redenen der gedane aanhouding, en welk bevel bij, of onmiddellijk na de aanhouding moet beteekend worden aan den geen tegen wien hetzelve is gerigt.
169: Vrijheidsontneming (B)
Wanneer een Ingezeten, in buitengewone omstandigheden, door het politiek gezag mogt worden gearresteerd, is hij, op wiens bevel zoodanige arrestatie heeft plaats gehad, gehouden daarvan terstond kennis te geven aan den plaatselijken regter, en hem voorts den gearresteerden binnen den tijd van drie dagen, over te leveren.
De criminele regtbanken zijn verpligt, elk in haar ressort, te zorgen, dat zulks stiptelijk wordt nagekomen.
170: Huisrecht
Niemand mag in de woning van eenen ingezeteten zijns ondanks treden, dan op last van een magt, daartoe bij de wet bevoegd verklaard, en dan volgens de formen daarbij bepaald.
183: Bepalingen omtrent zamenkomst Nationale Militie; Mandaat Vorst
De militie te land komt, in gewone tijden, jaarlijks eenmaal te zamen, om, gedurende niet langer dan zes weken, in den wapenhandel te worden geoefend, tenzij de Koning het raadzaam mogt oordeelen, dat zamenkomen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
De Koning kan een deel der militie, door de wet te bepalen, doen zamenblijven. De ligting van het loopende jaar kan tot eerste oefening hoogstens twaalf maanden onder de wapenen gehouden worden.
226: Openbaar onderwijs
Het openbaar onderwijs is een aanhoudend voorwerp van de zorg der Regering. De Koning doet van den Staat der hooge, middelbare en lage scholen, jaarlijks aan de Staten-Generaal, een uitvoerig verslag geven.
228: Armbestuur en opvoeding arme kinderen
Als eene zaak van hoog belang wordt ook het armbestuur en de opvoeding der arme kinderen aan de aanhoudende zorg der Regering bevolen. De Koning doet insgelijks, van de inrigtingen dienaangaande, jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.
1160: Regt van Voordragt: na goedkeuring Tweede Kamer zending naar Eerste Kamer
Zoo zij het gedane voorstel goedkeurt, zendt zij hetzelve aan de Eerste Kamer, bij het volgende formulier:
"De Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt aan de Eerste Kamer het hierbijgaande voorstel, en is van oordeel, dat hetzelve aan den Koning zoude behooren te worden aangeboden."
1180: Regt van Voordragt: Afkeuringsprocedure Eerste Kamer
In geval van afkeuring geeft zij daarvan aan de Tweede Kamer kennis in deze woorden:
"De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft geene genoegzame reden gevonden, om het hiernevens teruggaande voorstel den Koning aan te bieden."
1240: Goedkeuringsprocedure Eerste Afdeeling van de begrooting
De Staats-inkomsten worden tevens voor gelijken tijd van twee jaren bij de wet geregeld, en blijven, eenmaal vastgesteld zijnde, gedurende dien tijd voortduren, ten ware inmiddels in dezelven door eene nieuwe wet veranderingen gemaakt mogten worden.
1290: Edelen kunnen een ligchaam van Ridderschap vormen
In elke Provincie maken de Edelen of een ligchaam van Ridderschap uit of niet, naar mate zulks het voegelijkst geoordeeld wordt.
De eerste bijeenroeping der Edelen of Ridderschappen en de eerste admissie tot dezelven wordt door den Koning gedaan en verleend. Zij ontwerpen zoodanige reglementen als zij, behoudens deze Grondwet, noodig oordeelen, en zenden dezelven aan den Koning ter bekrachtiging.
1320: Censuskiesregt bij stemmen over openvallende plaatsen in Kiezers-kollegiën; stemprocedure
De openvallende plaatsen, in de kiezers-kollegiën, worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezeten burgeren, eene zekere, in iedere stad bij in de wet te bepalen som betalende in de beschrevene middelen. Daar over brengt elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit, bij behoorlijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de regering.
1330: Provincie wordt verdeeld in districten
Tot de verkiezing door den Landelijken Stand ter provinciale vergadering, wordt elke Provincie verdeeld in districten.
1400: Stemprocedure: besloten bij voordragten van personen, anders hoofdelijk
Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd; doch bij het doen van keuzen of voordragten van personen, bij besloten en ongeteekende brief jes.
1450: Geen benadeeling andere Provinciën of Landschappen bij bepalingen omtrent in-, uit-, of doorvoer
Zij zorgen dat de doorvoer door, de uitvoer naar, of de invoer uit eenige andere Provinciën geene belemmering ondergaan, voor zoo verre bij de algemeene wetten dienaangaande geene bijzondere voorzieningen mogten zijn gemaakt.
1550: Staten oordelen over nieuwe plaatselijke belastingen
Voor zoo verre tot goedmaking der plaatselijke uitgaven eenige belastingen mogten noodig zijn, gedragen dezelve Besturen zich stiptelijk naar het geen deswege bij de algemeene financiële wetten, ordonnantiën en bepalingen is vastgesteld.
Alvorens deze belastingen in te voeren, zenden zij de daaromtrent gemaakte ontwerpen, ter goedkeuring aan de Staten der Provinciën, met overlegging tevens van eenen juisten staat hunner behoeften.
Bij het onderzoek daarvan, houden de Staten ook bijzonderlijk in het oog, dat de voorgedragene belastingen nimmer bezwaren den vrijen invoer en doorvoer van producten vanden grond of voortbrengsels van nijverheid van andere Provinciën, steden of plaatsen, boven die van de plaats zelve waar de belasting gelegd wordt.
1720: Uitspraak vonnissen met opene deuren
Alle vonnissen worden met opene deuren uitgesproken.
1790: Hooger beroep
Aan den Hoogen Raad valt beroep van alle gewijsden, welke ter eerster instantie gediend hebben voor de provinciale hoven, naar de bepalingen hiervan bij de wet te maken.
1800: Instelling provinciale geregtshoven; Koning benoemt presidenten en stelt Procureurs-Generaal aan
In elke Provincie is een Geregtshof, ten ware bij de wet een hof over meer dan ééne Provincie mogt worden gesteld. Bij eene voorgevallene vacature wordt door de provinciale Staten eene nominatie van drie personen, ter vervulling van dezelve, den Koning aangeboden, ten einde daaruit de keuze te doen.
De Koning benoemt de Presidenten dier hoven uit de leden, en heeft de directe aanstelling van den Procureur-Generaal.
1810: Provinciale Hoven voeren beleid der criminele Justitie
Het beleid der criminele justitie wordt bij uitsluiting aan de provinciale Hoven en Regtbanken, welker oprigting daartoe zal noodig worden bevonden, toebetrouwd.
1820: Uitoefening civiele Justitie berust bij Provinciale Geregtshoven en civiele Regtbanken
De civiele justitie wordt uitgeoefend door de provinciale Geregtshoven en civiele Regtbanken.
1830: Wet bepaalt zamenstelling en magt der Hoven
De zamenstelling der provinciale Geregtshoven, der criminele en civiele Regtbanken, derzelver benaming, magt en regtsgebied, zoo wel als het gezag der Procureurs-Generaal, Hoofd-officieren en Baljuwen, wordt door de wet bepaald.
1850: Judicature bij overtredingen van belastingen
De wet regelt de judicature wegens verschillen en overtredingen op het stuk van alle belastingen, zonder onderscheid.
1860: Hoog Militair Geregtshof
Het krijgsvolk te water en te lande wordt wegens alle delicten door hen gepleegd, te regt gesteld voor Krijgsraden en een Hoog Militair Geregtshof, volgens de bepalingen bij de wet vast te stellen.
Dit Geregtshof zal uit een gelijk getal regtsgeleerden, Zee-Officieren en Land-Officieren bestaan, die voor hun leven door den Koning worden benoemd.
De President zal altijd een regtsgeleerde zijn.
1870: Krijgsvolk onderworpen aan burgerlijken regter in civiele zaken
Het krijgsvolk te water en te lande, is, met betrekking tot alle civiele zaken, aan den burgerlijken regter onderworpen.
2160: Bevoegdheden Staten der Provinciën
Voor zoo verre nogtans onder de werken, wegen en bruggen in het slot van het voorgaande artikel vermeld, de zulken gevonden worden, waarvan de beheering, hetzij uit hoofde dat dezelven niet van een zoodanig algemeen belang voor den Staat zijn, hetzij om andere redenen uit het nut der zaak ontleend, beter en gevoegelijker door de Staten der Provincie, waarin zij gelegen zijn, zouden kunnen worden uitgeoefend, zal dezelve beheering, aan gemelde Staten, het zij afzonderlijk, het zij gezamenlijk, met de algemeene directie worden opgedragen.
2170: Koning bepaalt welk orgaan waterwerken beheert; eventuele betaling onkosten aan Provinciale Staten
De Koning, na de Staten der Provincie gehoord, en het advies van den Raad van State ingenomen te hebben, bepaalt welke de werken zijn die, uit hoofde van gemelde onderscheiding, onder de beheering der Staten zullen worden gesteld, zoo wel als de wijze op welke in de betaling der onkosten van die werken zal worden voorzien.
2200: Staten hebben toezigt en gezag over kollegiën; reglementen der kollegiën hebben kragt van inrigting; benoeming Leden kollegiën
De Staten hebben het toezigt en gezag over alle Hooge en andere Heemraadschappen, Wateringen, Waterschappen, Dijk- en Polderbesturen en andere dergelijke kollegiën, hoe ook genaamd, binnen hunne Provinciën, onverminderd nogtans hetgeen in artikel 218 omtrent het onmiddellijk toezigt van de Algemeene Directie van den Waterstaat over de daarbij genoemde zee- of rivierwaterkeerende werken is bepaald.
De laatst goedgekeurde reglementen dezer kollegiën maken den voet van derzelver inrigtingen uit, behoudens nogtans het regt der Staten, om daarin, onder goedkeuring van den Koning, verandering te maken, en onverminderd de bevoegdheid dier kollegiën, om aan de Staten zoodanige veranderingen daaromtrent voor te stellen, als zij voor het belang der ingelanden zullen vermeenen te behooren. Wat de benoeming en het maken van nominatiën voor gemelde kollegiën aangaat, zal daaromtrent door de Staten der Provinciën eene voordragt aan den Koning gedaan worden.
3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
Bij de wet kan worden bepaald, dat aan den tegenwoordigen Koning WILLEM FREDERIK van Oranje-Nassau, des verkiezende, tot gedeeltelijke voldoening van het gemelde jaarlijksch inkomen, in vollen eigendom als patrimonieelgoed zullen worden overgegeven zoo veel domeinen, als een zuiver inkomen van vijf tonnen gouds opbrengen.
3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
Bij de wet kan worden bepaald, dat aan den tegenwoordigen Koning WILLEM FREDERIK van Oranje-Nassau, des verkiezende, tot gedeeltelijke voldoening van het gemelde jaarlijksch inkomen, in vollen eigendom als patrimonieelgoed zullen worden overgegeven zoo veel domeinen, als een zuiver inkomen van vijf tonnen gouds opbrengen.
3000: Voldoening inkomen in patrimonieel goed
Bij de wet kan worden bepaald, dat aan den tegenwoordigen Koning WILLEM FREDERIK van Oranje-Nassau, des verkiezende, tot gedeeltelijke voldoening van het gemelde jaarlijksch inkomen, in vollen eigendom als patrimonieelgoed zullen worden overgegeven zoo veel domeinen, als een zuiver inkomen van vijf tonnen gouds opbrengen.
3900: Rol Staten-Generaal bij vaststelling onbekwaamheid Koning
Zoolang de Koning minderjarig is, staat hij onder de voogdij van eenige leden van het Koninklijk Huis en eenige aanzienlijke Nederlanders.
6000: Koning houdt toezicht over de voor openbare Godsdienst toegestane penningen
De Koning zorgt dat de toegestane penningen die voor de openbare Godsdienst uit 's Lands kas worden betaald, tot geene andere einden besteed worden, dan waartoe dezelven bestemd zijn.