Artikel 1: Ondeelbaarheid Republiek

72
Artikel 1
2

De Bataafsche Republiek is Één en Ondeelbaar.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Literatuur

Een belangrijke discussie in de Grondwetsdiscussies van 1796-97 betrof de overgang van de Statenbond van de Republiek, naar een staatsvorm die federaal dan wel unitair moest zijn. Dus: moesten steden en gewesten veel zelfstandigheid blijven houden (de "federale" staatsvorm die was ingesteld sinds de Unie van Utrecht in 1579), of moest de gewestelijke onafhankelijkheid worden teruggeschroefd ten gunste van een meer gecentraliseerde staatsvorm.

Voor de Gelderse patriot en federalist Herman Vitringa i vond een centralistische staatsvorm in strijd met het karakter van de Nederlandse natie. De Nederlander was immers "phlegmatiecq, [hij] bemint over het geheel de kalmte, de goede ordre, en onderwerpt zich licht aan de wetten". Nederland was gewend aan vrijheid en individuele onafhankelijkheid. Omdat Nederland een minder 'woelzieke' natie was als Frankrijk, was een vergaande centralisatie overbodig, zei Vitringa.

Toch koos de Nationale Vergadering i voor het Franse, centralistische model. Met name de voorzitter van de unitariërs, Pieter Vreede i, bepleitte de afschaffing van de bestaande gewesten. Hij wilde het hele grondgebied van de Republiek onderwerpen aan een centraal bestuur. Volgens Vreede zou de opheffing van gewestelijke overheden zorgen voor een forse kostenbesparing, en zou bovendien het oude federalistische denken ophouden.

De vergadering vond deze denkbeelden te radicaal, en koos uiteindelijk voor een oplossing waarbij de oude gewesten werden opgeheven, het grondgebied werd onderverdeeld in nieuwe departementen (artikel 3 i, zie de toelichting aldaar voor de discussie).

Bron: Staatsregeling (2005) 30-31.

2.

Ontwikkeling artikel

1798
1801
1806

Zijne Majesteit de Keizer der Franschen, Koning van Italiën, zoo voor hem, als voor zijne Erfgenamen en Opvolgers voor altijd, guarandeert aan het Volk van Holland de handhaving zijner Constitutioneele Wetten, zijne onafhankelijkheid, de integriteit van zijne Bezittingen i in de beide Werelden, zijne Staatkundige, Burgerlijke en Godsdienstige Vrijheid, zooals dezelve bij de thans vigerende Wetten zijn verzekerd, mitsgaders de vernietiging van alle Privilegiën in het Stuk van Belastingen.