Artikel 12: Huisrecht
-
1.Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
-
2.Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.
-
3.Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
Artikel 12 regelt dat niemand zonder toestemming van de bewoner een woning mag binnengaan. Alleen wetten kunnen gevallen noemen waarin het wel mag. Of een ruimte een woning is hangt niet alleen af van de bouw en of er meubels staan. Ook waar de ruimte voor gebruikt wordt speelt een rol.
Als iemand een woning toch mag binnengaan, moet die persoon zich legitimeren en vertellen waarom hij de woning binnengaat. Maar ook hier zijn uitzonderingen op, bijvoorbeeld in noodsituaties zoals bij brand.
Aan de bewoner wordt bovendien zo snel mogelijk een schriftelijk verslag gestuurd. Uitstel hiervan is mogelijk als dat in het belang van de nationale veiligheid of van de strafvordering nodig is. Afstel is zelfs mogelijk als de nationale veiligheid dat vereist. Het is dus mogelijk dat een bewoner nooit te horen krijgt dat iemand heimelijk in zijn woning heeft rondgekeken.
In de Algemene wet op het binnentreden i zijn de verschillende wettelijke regelingen van het binnentreden gelijk getrokken en zijn de waarborgen voor de bewoner versterkt.
Artikel 12 biedt bescherming tegen het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Dit is alleen geoorloofd in bij of krachtens de wet bepaalde gevallen. Of een ruimte als woning valt aan te merken, wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken als de bouw en de aanwezigheid van huisraad. Ook de bestemming die aan de ruimte wordt gegeven, speelt bijvoorbeeld een rol.
Degene die ter uitvoering van de hem bij of krachtens de wet opgedragen taak zonder toestemming van de bewoner een woning binnentreedt, dient zich als regel te legitimeren en het doel van het binnentreden mee te delen. De wet kan uitzonderingssituaties aanwijzen waarin niet aan de legitimatie en doelvermeldingsplicht hoeft te worden voldaan. Dit kan het geval zijn in noodsituaties (bijvoorbeeld bij brand).
Aan de bewoner wordt bovendien zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. De verstrekking van het verslag kan worden uitgesteld in het belang van de nationale veiligheid of van de strafvordering. In het belang van de nationale veiligheid is bovendien afstel van de verslagleggingsplicht mogelijk, waardoor het mogelijk is dat een bewoner nooit te horen krijgt dat er heimelijk in zijn woning is binnengetreden.
Ter uitvoering van artikel 12 is de Algemene wet op het binnentreden i tot stand gebracht. Hiermee worden de verschillende wettelijke regelingen van het binnentreden geharmoniseerd en de waarborgen voor de bewoner versterkt.
De overheid mag een woning niet binnengaan als de bewoner dat niet wil. In de wet staan uitzonderingen. In de wet kan ook staan dat iemand anders uitzonderingen mag maken. Alleen speciale ambtenaren die dat volgens de wet ook mogen, mogen een huis binnengaan.
Ambtenaren die een huis binnengaan als de bewoner dat niet wil, moeten vertellen wie ze zijn en een vergunning laten zien. Ook moeten ze vertellen waarom ze het huis ingaan. Dat hoeft niet als in de wet staat dat dat in die situatie niet nodig is.
Ambtenaren die in een huis zijn geweest, sturen de bewoner zo snel mogelijk een brief. Daarin schrijven ze wat ze hebben gedaan. Soms mogen ze deze brief later schrijven. En soms hoeven ze deze brief helemaal niet te schrijven. Dat kan alleen als de veiligheid van het land in gevaar komt. In de wet staat wanneer dit zo is.
Uitleg
In artikel 10 (Recht op Privacy) staat dat de overheid burgers met rust moet laten. Artikel 12 zegt dat de overheid niet zomaar iemands huis mag binnengaan als de bewoner dat niet wil. De overheid mag dat alleen als dat in de wet staat. Bijvoorbeeld als de rechter denkt dat er wapens in het huis liggen.
Ambtenaren die een huis willen binnengaan, moeten vertellen wie ze zijn en een vergunning laten zien. En ze moeten ook vertellen waarom ze in het huis willen. Dit hoeft niet als ze het huis snel in moeten. Iemand kan bijvoorbeeld drugs in zijn huis hebben. De ambtenaren willen dan niet dat deze persoon de drugs snel door de wc spoelt. Wat wel en wat niet mag staat allemaal precies in de Algemene Wet op het binnentreden.
Ambtenaren die het huis zijn binnengegaan moeten de bewoner een brief sturen. Hierin moeten ze schrijven wat ze hebben gedaan. De ambtenaren mogen hiermee wachten, als de rechter zegt dat ze deze brief later mogen schrijven. En de overheid hoeft helemaal geen brief te schrijven als de veiligheid van het land in gevaar is.
12-09-2007 TK - wetsvoorstel Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) (30657)
19-04 en 16-05-2006 TK - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (30164).
Wetenschappelijk
-
-Grondrechten en rechtsbescherming in Nederland, P.W.C. Akkermans, C.J. Bax, L.F.M. Verhey, 3e druk, Het gelijkheidsbeginsel, blz. 49 t/m 54.
-
-De Grondwet onder redactie van P.W.C. Akkermans en A.K. Koekkoek, Artikel 1, blz. 38 t/m 61.
-
-Handboek van het Nederlandse staatsrecht, Van der Pot (bewerkt door D.J. Elzinga, R. de Lange), 15e druk, Het recht op persoonlijke vrijheid, blz 387 t/m 428.
Ieder Burger is onschendbaar in zijne Wooning. Zijns ondanks, mag men nimmer in dezelve treden, ten zij uit kragt van een order, bevèl, of decreet van gijzeling, eener daartoe bevoegde Magt.
Ieder Ingezeten is onschendbaar in zyne woning; zyns ondanks mag men nimmer in dezelve treden, ten zy uit krachte van eene ordre of bevel der daartoe bevoegde Magt.
Ieder is onschendbaar in zijne Woning; zijnes ondanks mag niemand in dezelve treden, tenzij uit krachte van een bevel der daartoe bevoegde Magt.
Niemand mag in de woning van eenen ingezeten zijns ondanks treden, dan op last van eene magt, daartoe bij de wet bevoegd verklaard, en volgens de formen daarbij bepaald.
Niemand mag de woning eens ingezeten diens ondanks binnentreden, dan op last eener magt, door de wet bevoegd verklaard dien last te geven, en volgens de vormen in de wet bepaald.
Het binnentreden in eene woning tegen den wil van den bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens een bijzonderen of algemeenen last van eene macht door de wet aangewezen.
De wet regelt de vormen, waaraan de uitoefening van deze bevoegdheid gebonden is.
-
1.Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
-
2.Voor het binnentreden overeenkomstig het voorgaande lid is voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist. Aan de bewoner wordt een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt.
-
1.Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
-
2.Voor het binnentreden overeenkomstig het voorgaande lid is voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen. Aan de bewoner wordt een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt.
-
1.Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
-
2.Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen.
-
3.Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.