Artikel I-58: Schorsing van de lidmaatschapsrechten van de Unie
-
1.De Raad kan met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, op een met redenen omkleed voorstel van eenderde van de lidstaten, het Europees Parlement of de Commissie, en na goedkeuring door het Europees Parlement, een besluit aannemen waarbij hij constateert dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de in artikel 2 genoemde waarden door een lidstaat. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.
De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid, nog gegrond zijn.
-
2.De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van eenderde van de lidstaten of van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit aannemen waarbij hij een ernstige en voortdurende schending van in artikel 2 i genoemde beginselen door een lidstaat constateert, na de lidstaat in kwestie om opmerkingen te hebben verzocht.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit aannemen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de lidstaat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van die lidstaat in de Raad. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.
De verplichtingen van de lidstaat in kwestie uit hoofde van de Grondwet blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.
-
4.De Raad kan naderhand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit aannemen om krachtens lid 3 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken vanwege wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad zonder rekening te houden met de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het aannemen van de in lid 2 bedoelde besluiten. Dit lid is eveneens van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.
-
6.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens een meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Dit is de 1e versie van het artikel, dat aan de Europese Conventie werd gepresenteerd op 2 april 2003. Klik hier voor de huidige versie.
-
1.De Raad kan met een meerderheid van vier vijfden van zijn leden op een met redenen omkleed voorstel van een derde van de lidstaten, het Europees Parlement of de Commissie, en na instemming van het Europees Parlement, constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de in artikel 2 i genoemde waarden door een lidstaat. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen. De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid, nog bestaan.
-
2.De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van een derde van de lidstaten of van de Commissie en na de instemming van het Europees Parlement een ernstige en voortdurende schending van in artikel 2 genoemde beginselen door een lidstaat constateren, na de lidstaat in kwestie om opmerkingen te hebben verzocht.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de lidstaat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van die lidstaat in de Raad. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen. De verplichtingen van de lidstaat in kwestie uit hoofde van de Grondwet blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.
-
4.De Raad kan naderhand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten om krachtens lid 3 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken in verband met wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad zonder rekening te houden met de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het aannemen van de in lid 2 bedoelde besluiten. Dit lid is eveneens van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.
-
6.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van zijn leden.
Voetnoot bij lid 2:
"De Europese Raad kan..": Afhankelijk van de artikelen over de Europese Raad in het deel "Instellingen".
In deze bepaling is de inhoud van artikel 7 van het VEU overgenomen, met de technische aanpassingen die nodig zijn door de samenvoeging van de verdragen. Het artikel komt in de plaats van artikel 7 van het VEU en artikel 309 van het VEG. De enige wijziging in vergelijking met die artikelen is dat er niet in staat dat de Raad onafhankelijke personen om een verslag kan verzoeken: dit spreekt namelijk vanzelf.
-
1.De Raad kan met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, op een met redenen omkleed voorstel van eenderde van de lidstaten, het Europees Parlement of de Commissie, en na goedkeuring door het Europees Parlement, een besluit aannemen waarbij hij constateert dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de in artikel 2 genoemde waarden door een lidstaat. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.
De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid, nog gegrond zijn.
-
2.De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen op voorstel van eenderde van de lidstaten of van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit aannemen waarbij hij een ernstige en voortdurende schending van in artikel 2 i genoemde beginselen door een lidstaat constateert, na de lidstaat in kwestie om opmerkingen te hebben verzocht.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit aannemen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de lidstaat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van die lidstaat in de Raad. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.
De verplichtingen van de lidstaat in kwestie uit hoofde van de Grondwet blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.
-
4.De Raad kan naderhand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit aannemen om krachtens lid 3 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken vanwege wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad zonder rekening te houden met de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het aannemen van de in lid 2 bedoelde besluiten. Dit lid is eveneens van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.
-
6.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens een meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.
-
1.De Raad kan met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, op een met redenen omkleed voorstel van eenderde van de lidstaten, van het Europees Parlement of van de Europese Commissie, en na goedkeuring door het Europees Parlement, bij Europees besluit constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige inbreuk door een lidstaat van de in artikel I-2 i genoemde waarden. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad van Ministers de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.
De Raad van Ministers gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid, nog gegrond zijn.
-
2.De Europese Raad kan bij Europees besluit met eenparigheid van stemmen, op voorstel van eenderde van de lidstaten of van de Europese Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, een ernstige en voortdurende inbreuk door de lidstaat op de in artikel I-2 i genoemde waarden constateren, na die lidstaat om opmerkingen te hebben verzocht.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad van Ministers met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Europees besluit vaststellen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de lidstaat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van die lidstaat in de Raad van Ministers. De Raad van Ministers houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.
Deze lidstaat blijft in ieder geval gebonden door de verplichtingen die uit hoofde van de Grondwet op hem rusten.
-
4.De Raad van Ministers kan naderhand bij Europees besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de krachtens lid 3 genomen maatregelen wijzigen of intrekken naar aanleiding van wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad van Ministers zonder rekening te houden met de stemmen van de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van de in lid 2 bedoelde besluiten.
Dit lid is eveneens van toepassing indien stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.
-
6.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens een meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.
-
1.De Raad kan op een met redenen omkleed initiatief van eenderde van de lidstaten of van het Europees Parlement, of op voorstel van de Europese Commissie bij Europees besluit constateren dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige inbreuk door een lidstaat op de in artikel I-2 i genoemde waarden. De Raad besluit met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, na goedkeuring door het Europees Parlement.
Alvorens de in de eerste alinea bedoelde constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.
De Raad gaat regelmatig na of de redenen voor zijn constatering nog bestaan.
-
2.De Europese Raad op initiatief van eenderde van de lidstaten of op voorstel van de Commissie bij Europees besluit een ernstige en voortdurende inbreuk door een lidstaat op de in artikel I-2 i genoemde waarden constateren, na die lidstaat om opmerkingen terzake te hebben verzocht. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Europees besluit vaststellen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de betrokken lidstaat voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van het lid van de Raad dat deze lidstaat vertegenwoordigt. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.
Deze lidstaat blijft in ieder geval gebonden door de verplichtingen die uit hoofde van de Grondwet op hem rusten.
-
4.De Raad kan naderhand bij Europees besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de krachtens lid 3 vastgestelde maatregelen wijzigen of intrekken naar aanleiding van veranderingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel neemt het lid van de Europese Raad of van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt, niet deel aan de stemming, en de betrokken lidstaat wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van het in de leden 1 en 2 voorgeschreven derde of viervijfde deel van de lidstaten. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van de in lid 2 bedoelde Europese besluiten.
Voor de vaststelling van de in de leden 3 en 4 bedoelde Europese besluiten wordt een gekwalificeerde meerderheid gevormd door ten minste 72% van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten.[*]
Indien de Raad, ten vervolge op een overeenkomstig lid 3 vastgesteld besluit tot opschorting van de stemrechten, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op basis van een van de bepalingen van de Grondwet, wordt deze gekwalificeerde meerderheid gevormd hetzij als in de tweede alinea is bepaald, hetzij, indien de Raad besluit op voorstel van de Commissie, door ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste 65% uitmaakt van de totale bevolking van die staten. In dat laatste geval dient een blokkerende minderheid ten minste te bestaan uit het minimumaantal leden van de Raad dat meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigt plus één; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.[*]
-
6.Voor de toepassing van dit artikel besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens de meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.
Voetnoot [*] bij lid 5, tweede en derde alinea
Het secretariaat van de IGC heeft aanpassingen aangebracht (document CIG 86/04) in artikelen waar sprake is van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, in de gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben, en nam hierbij de gecursiveerde tekst op blz. 7 van doc. CIG 85/04 al leidraad. Deze tekst luidde:
Gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben:
In gevallen waarin slechts sommige leden van de Raad stemrecht hebben (bv. nauwere samenwerking of eurozone), zullen de bepalingen van de grondwet die specifiek de gekwalificeerde meerderheid in dergelijke gevallen definiëren, worden aangepast. Die aanpassing zal bestaan in het invoegen in deze bepalingen van de in artikel I-24 i , leden 1 en 2, genoemde percentages, zodat ze slechts van toepassing zijn op leden van de Raad die stemrecht hebben en op de bevolking van de lidstaten die zij vertegenwoordigen. Wat de aanpassing van het cijfer in de tweede alinea van lid 1 betreft, zal het aantal leden van de Raad het minimumaantal zijn dat op grond van het bevolkingscriterium een blokkerende minderheid kan vormen, plus één.
De aanvankelijke tekst van de laatste twee alinea's van lid 5 (document CIG 50/03) luidde:
Voor de vaststelling van de in de leden 3 en 4 bedoelde Europese besluiten wordt een gekwalificeerde meerderheid gevormd door een tweederde meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten in de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de staten die aan de stemming deelnemen.[*]
Indien de Raad, ten vervolge op een overeenkomstig lid 3 vastgesteld besluit tot opschorting van de stemrechten, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op basis van een van de bepalingen van de Grondwet, wordt deze gekwalificeerde meerderheid gevormd hetzij als in de tweede alinea is bepaald, hetzij, indien de Raad besluit op voorstel van de Commissie, door een meerderheid van de leden van de Raad, welke meerderheid lidstaten vertegenwoordigt waarvan de totale bevolking ten minste drievijfde uitmaakt van de totale bevolking van de staten die aan de stemming deelnemen.
Noot bij lid 5 (documetn CIG 50/03 de bovenste van de twee cursieve alinea's hierboven):
De Groep juridische deskundigen van de IGC is van oordeel dat deze alinea vraagt om een overgangsbepaling met een definitie van gekwalificeerde meerderheid vóór 9 november 2009, welke bepaling zou moeten worden opgenomen in één "Protocol betreffende de overgangsbepalingen i" dat genoemd wordt in de voetnoot [bij artikel I-19] (zie bij wijze van voorbeeld de tekst van de juridische adviseur op blz. 33 van Addendum 1 bij dit document).
In verband met de overbrenging van deze overgangsbepaling naar het protocol betreffende de overgangsbepalingen, die door alle andere delegaties is goedgekeurd, rijzen echter voor de Spaanse en de Poolse delegatie i vragen in verband met politieke opportuniteit. De groep vindt dat deze overbrenging moet plaatsvinden voorzover deze vragen worden opgelost.
-
1.De Raad kan op een met redenen omkleed initiatief van eenderde van de lidstaten, op een met redenen omkleed initiatief van het Europees Parlement of op voorstel van de Commissie een Europees besluit vaststellen waarin wordt geconstateerd dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending door een lidstaat van de in artikel I-2 i bedoelde waarden. De Raad besluit met een meerderheid van viervijfde van zijn leden, na goedkeuring door het Europees Parlement.
Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.
De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot bedoelde constatering hebben geleid, nog bestaan.
-
2.De Europese Raad kan op initiatief van eenderde van de lidstaten of op voorstel van de Commissie een Europees besluit vaststellen waarin een ernstige en voortdurende schending door een lidstaat van de in artikel I-2 i bedoelde waarden wordt geconstateerd, na die lidstaat om opmerkingen terzake te hebben verzocht. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
-
3.Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Europees besluit vaststellen tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van de Grondwet op de betrokken lidstaat voortvloeien, waaronder de stemrechten van het lid van de Raad dat deze staat vertegenwoordigt. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.
Deze staat blijft hoe dan ook gebonden door de verplichtingen die uit hoofde van de Grondwet op hem rusten.
-
4.De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Europees besluit vaststellen tot wijziging of intrekking van de krachtens lid 3 vastgestelde maatregelen, naar aanleiding van veranderingen in de toestand die hem ertoe heeft gebracht die maatregelen op te leggen.
-
5.Voor de toepassing van dit artikel neemt het lid van de Europese Raad of van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt, niet deel aan de stemming, en de betrokken lidstaat wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van het in de leden 1 en 2 voorgeschreven derde of viervijfde deel van de lidstaten. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van de in lid 2 bedoelde Europese besluiten.
Voor de vaststelling van de in de leden 3 en 4 bedoelde Europese besluiten wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten.
Indien de Raad, ten vervolge op een overeenkomstig lid 3 vastgesteld besluit tot schorsing van de stemrechten, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op basis van een van de bepalingen van de Grondwet, wordt onder deze gekwalificeerde meerderheid van stemmen hetzelfde als in de tweede alinea verstaan, of, indien de Raad besluit op voorstel van de Commissie of van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, ten minste 55% van de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van die staten. In dat laatste geval moet een blokkerende minderheid ten minste uit het minimumaantal leden van de Raad bestaan die meer dan 35% van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.
-
6.Voor de toepassing van dit artikel besluit het Europees Parlement met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen welke tevens de meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt.