Artikel 44: Procedure voor toetreding tot de Unie
Elke Europese staat die lid van de Unie wenst te worden, kan zijn verzoek tot de Raad richten. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen uit na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In deze bepaling is de procedure voor de toetreding tot de Unie vastgesteld. De procedure komt overeen met die in artikel 49 van het VEU. Er is evenwel een nieuwe bepaling in opgenomen volgens welke het Europees Parlement en de nationale parlementen gelijktijdig van een toetredingsverzoek in kennis worden gesteld zodra de Raad dat heeft ontvangen.
Elke democratische Europese Staat kan verzoeken lid van de Unie te worden. De toetredingsvoorwaarden en de hieruit voortvloeiende aanpassingen worden neergelegd in een verdrag tussen de Unie en de aspirant-Lid-Staat, dat wordt gesloten overeenkomstig de procedure van artikel 65 i van dit Verdrag.
Een toetredingsverdrag dat een herziening van dit Verdrag behelst kan slechts worden gesloten nadat de in artikel 84 i bedoelde herzieningsprocedure is gevolgd.
Elke Europese staat waarvan de instellingen en het regeringsstelsel op democratische beginselen van een rechtsstaat zijn gegrondvest, die de fundamentele mensenrechten, de rechten van minderheden en het internationaal recht eerbiedigt en zich ertoe verbindt de communautaire verworvenheden over te nemen, kan verzoeken lid te worden van de Unie.
De toetredingsvoorwaarden worden vastgelegd in een verdrag tussen de Unie en het kandidaatland. Dit verdrag wordt goedgekeurd bij constitutionele wet.
Elke Europese staat die lid van de Unie wenst te worden, kan zijn verzoek tot de Raad richten. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen uit na de Commissie te hebben geraadpleegd en na instemming van het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij volstrekte meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
In deze bepaling is de procedure voor de toetreding tot de Unie vastgesteld. De procedure komt overeen met die in artikel 49 van het VEU. Er is evenwel een nieuwe bepaling in opgenomen volgens welke het Europees Parlement en de nationale parlementen gelijktijdig van een toetredingsverzoek in kennis worden gesteld zodra de Raad dat heeft ontvangen.
De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel 2 bedoelde waarden eerbiedigen en ernaar streven deze gezamenlijk te bevorderen.
Elke Europese staat die lid van de Unie wenst te worden, kan daartoe een verzoek richten tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad spreekt zich met eenparigheid van stemmen uit na de Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring van het Europees Parlement. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het onderwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord moet door alle overeenkomstsluitende staten worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-2 i bedoelde waarden eerbiedigen en ernaar streven deze gezamenlijk te bevorderen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad van Ministers. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad van Ministers besluit met eenparigheid van stemmen, na de Europese Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring door het Europees Parlement. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het voorwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-2 i bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk te bevorderen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen van de lidstaten worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na de Europese Commissie te hebben geraadpleegd en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van stemmen van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating vormen het voorwerp van een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.
-
1.De Unie staat open voor alle Europese staten die de in artikel I-2 i bedoelde waarden eerbiedigen en zich ertoe verbinden deze gezamenlijk uit te dragen.
-
2.Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating worden neergelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.