De gok van Mark Rutte
Het kabinet viel niet vrijdagavond, maar al een paar weken geleden. Om precies te zijn: op woensdag 21 juni, de dag waarop het slepende overleg over een landbouwakkoord definitief mislukte. Het moet dat moment zijn geweest dat premier Mark Rutte zich realiseerde dat zijn vierde kabinet uitgeregeerd was. Als het ook al niet meer bij machte was om zo’n deal te sluiten…
Van meet af aan opereert het vierde kabinet van Mark Rutte, een verstandshuwelijk van VVD, D66, CDA en ChristenUnie, onder een ongelukkig gesternte. Tot stand gekomen na de langste kabinetsformatie ooit, heeft het nauwelijks iets tot stand gebracht. Wellicht met uitzondering van de nieuwe Pensioenwet, maar dat was het resultaat van tien jaar polderen. Dat vreugdeloze gestuntel steekt scherp af tegen de zich opstapelende problemen, uitdagingen en kwesties, stuk of stuk uitgeroepen tot crisis: klimaatcrisis, woningcrisis, asielcrisis, stikstofcrisis.
Wat het probleem extra schrijnend maak is dat de overheidsmachinerie zo opzichtig faalt. In Groningen en bij de Belastingdienst wordt al tijdenlang pijnlijk duidelijk hoe het bestuur het laat afweten. Tegen wil en dank is Rutte IV meegezogen in die machteloosheid.
Het viertal coalitiepartijen dat zichzelf tot elkaar had veroordeeld slaagde er niet die impasse te doorbreken. Het was alsof alles onder de handen van de Rutte ploeg verkommerde, sterk uitvergroot natuurlijk door de oppositie ter linker- en ter rechterzijde. Elk van de regerende partijen trok er steeds meer de handen van af. Het kabinet was geleidelijk van niemand meer. Het werd steeds minder de vraag of iemand de stekker er uit zou trekken, maar wanneer het zou gebeuren.
Het mislukte landbouwvoertuig was de befaamde druppel. Het laatste restje geloof in het politieke en bestuurlijke slagkracht over kabinet en coalitie ebde weg.
Het was niet het CDA dat er een einde aan maakte. Die partij is te veel lamgeslagen om te doen waar het al maanden halfhartig op zinspeelt. Evenmin D66 dat bij een crisis-op-dit-moment ook al niets te winnen heeft. Het had de ChristenUnie kunnen zijn, maar die wilde de zwarte piet niet nemen.
Het waren Mark Rutte en zijn partij die de afgelopen dagen voor zichzelf hadden uitgerekend dat doorgaan nadeliger was dan stoppen. De asiel- en immigratiecrisis was - een tikkeltje cynisch uitgedrukt - te mooi om te laten lopen. Door het zo scherp te spelen vroeg ook de premier zelf het onmogelijke van in elk geval de ChristenUnie. En dat wist hij.
Maar dat was een weloverwogen keus. Al maandenlang staat de VVD onder druk vanaf de rechterflank, ook binnen de eigen gelederen, om ‘eindelijk’ iets aan de toestroom te doen. Rutte kan sinds vrijdagavond het land ingaan om uit te leggen dat het aan hem en zijn partij niet heeft gelegen.
Niet alleen het onderwerp, ook de timing kon bijna niet beter. Twee grote electorale concurrenten, D66 en CDA, hangen in de touwen. Na de overweldigende verkiezingsoverwinning van het centrum-rechtse BBB bij de provinciale verkiezingen dient zich een aantrekkelijker potentiële coalitiepartner aan. En door nu een breuk te forceren behoeft de VVD voorlopig niet een opvolger voor Rutte te zoeken.
Maar ook een beredeneerde gok is een gok. Verkiezingen hebben zo een eigen dynamiek. Rutte V staat nog niet op het bordes. En het zou zo maar eens een nauwelijks verkapt Rutte IV kunnen zijn.
Jan Schinkelshoek, oud-lid van de Tweede Kamer [CDA] en hoofdredacteur van de Haagsche Courant, is hoofdredacteur van De Hofvijver.