Iets meer consideratie, graag: kritiek op de Kamervoorzitter als afleidingsmanoeuvre

vrijdag 28 januari 2022, column van Jan Schinkelshoek i

De Kamervoorzitter verdient iets meer consideratie.

Rond de debatten bij het eerste optreden van Rutte IV i in de Tweede Kamer golfde van alle kanten ongekend scherpe kritiek over de voorzitter heen. Die debatten waren inderdaad nieuwe parlementaire dieptepunten. Maar het is onbillijk om het Vera Bergkamp i aan te wrijven. Sterker nog: het is een afleidingsmanoeuvre. Het doet denken aan kritiek op de brandweer die bij een felle uitslaande brand te laat uitrukt - nadat kwajongens de banden hebben doorgeprikt.

Al sinds een jaar of wat, zeg: sinds ‘Fortuyn’, klotsen bij Kamerdebatten regelmatig de golven hoog tegen de dijk aan. Dat paste bij een nieuwe. oprukkende politieke stijl om minder met het meel in de mond praten: zeggen wat je denkt. Het was een breuk met een verleden waarin het Nederlands parlement, de Tweede Kamer voorop, de naam had saai te zijn, de debatten kurkdroog en de uitgeschreven speeches inclusief voetnoten werden opgedreund.

Geert Wilders i - het symbool van die ongepolijste stijl - kreeg veel navolgers. Gaandeweg heeft hij zelfs zo veel navolging gekregen dat het horen en zien in de Kamer je regelmatig vergaat. Omdat het een stijl is die geen weg terug kent - je moet steeds harder praten om nog gehoord te worden - ontaarden Kamerdebatten steeds vaker in een pandemonium. De Kamer stond er bij, keek en naar - en liet het gebeuren.

Ook ‘klassieke’ Kamervoorzitters zouden het er moeilijk mee hebben gehad. Voorzitters als Vondeling i, Dolman i en zelfs Deetman i handhaafden de orde in een andere tijd, een tijd waarin de Voorzitter met een hoofdletter werd geschreven. Stuk voor stuk waren het door de wol geverfde politici. Na een lange staat van dienst werden ze benoemd. Ja, benoemd - niet gekozen. Het Kamervoorzitterschap was tot niet zo lang geleden een van die functies die volgens informele afspraken binnenskamers tussen grote partijen werden verdeeld. Meestal viel het toe aan de grootste partij. Het was een weinig democratische gang van zaken, maar het verschafte de beginnende voorzitter wel een solide startpositie.

De openlijke, publieke verkiezing - praktijk sinds 2002 - heeft het Kamervoorzitterschap veranderd. De uiteindelijke winnaar weet zich veel meer afhankelijk van [anonieme] collega’s. Afhankelijk van soms grillige stemmingswisselingen. Afhankelijk ook van politieke omstandigheden. Misschien tegen wil en dank is de verkiezing van de Kamervoorzitter de laatste jaren steeds meer gepolitiseerd. Laat het maar aan een geslepen parlementariër als Geert Wilders om steeds weer te suggereren dat het een jaar geleden doorgestoken kaart was - dat Vera Bergkamp alleen maar voorzitter heeft kunnen worden als prijs die de VVD aan D66 betaalde om Rutte’s i premierschap veilig te stellen.

Die onophoudelijke insinuaties zijn niet goed voor het gezag van de Kamervoorzitter. En dat gefabriceerde ongemak speelt op cruciale momenten op.

Al helemaal omdat geen kruid gewassen tegen doelbewust ontregelende parlementaire acties. Natuurlijk kun je de Kamervoorzitter meer bevoegdheden geven. Het reglement van orde geeft hem/haar niet veel meer mogelijkheden dan een Kamerlid-dat-over-de-schreef gaat het woord te ontnemen of zelfs voor de rest van de dag weg te sturen. Maar dat zijn moeilijk te handhaven straffen. Wat doe als iemand als Wilders blijft doorpraten? En laat je Baudet of een van zijn trawanten door politie te paard buiten de vergaderzaal zetten?

Het Kamervoorzitterschap is een weinig benijdenswaardige positie. Permanent balanceer je op een dun, niet eens zo strak gespannen touw. Wanneer grijp je in? Het reglement somt een rijtje aanknopingspunten op, maar die bieden niet meer dan schijnzekerheden. Wat is een ‘beledigende uitdrukking’ precies? Wanneer verstoort een rebels kamerlid de orde? Wat is een ‘aansporing tot onwettige handelingen’? Stuk voor stuk zijn dat beslissingen die, vriendelijk gezegd, voor discussie vatbaar zijn. Een Kamervoorzitter kan al te gemakkelijk voorwerp van discussie worden. Waarom mag dit wel en dat niet? Waarom heeft hij/zij dat laten lopen?

Je zag het vorige week al gebeuren. Nog maar nauwelijks had Kamervoorzitter Bergkamp - de kritiek op haar overmaat aan lankmoedigheid beu - een kamerlid het woord ontnomen [vanwege een oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid], of een ander kamerlid protesteerde: ‘Straks ben ik aan de beurt.’

Het klonk heel aannemelijk, de oproep van het onafhankelijke kamerlid Pieter Omtzigt i aan de Kamervoorzitter om veel meer op te treden als scheidsrechter die gele en rode kaarten niet schuwt. Maar het is net even te gemakkelijk. Het is de Kamer zelf die zich moet corrigeren. Ja, is dat lastig genoeg. Zie maar eens vat te krijgen op die doelbewuste ontregelingen.

Tegen die achtergrond is kritiek op een zoekende, tastende en misschien wel weifelende Kamervoorzitter vooral projectie van de eigen zwakte.

 

Jan Schinkelshoek is oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Hij nam in 2007 het initiatief voor een parlementaire zelfreflectie, een poging om de Kamer in de spiegel te laten kijken.