Een seculiere samenleving en de vrijheid van meningsuiting
Smalende godslastering is sinds enige jaren uit het WvSr verdwenen. De hoofdreden daarvoor was de vrijheid van meningsuiting. Ook het publiceren van cartoons over profeten, goden of datgene wat gelovigen van welke godsdienst dan ook heilig achten, is toegestaan. Ongeacht of deze cartoon smaakvol, mooi of respectvol is, of juist helemaal niet.
Wel blijven groepsbelediging, discriminatie en oproepen tot geweld strafbaar. Mensen beledigen om wille van hun geloof mag niet; discriminatie op grond van ras of seksuele gerichtheid mag evenmin. Dus antisemitisme is verboden, maar niet het lasteren van de god van de joden. Mohammedcartoons mogen wel, maar niet het beledigen van moslims vanwege hun geloof. Dat heeft niets met islamofobie te maken; ik denk dat vele christenen zich evenzeer storen aan vloeken en godslasterlijk taalgebruik. Vloeken noemen we ook geen christenfobie.
Aanzetten tot haat om de genoemde redenen is eveneens niet toegestaan. Dat is een subtiel, maar wezenlijk onderscheid. Het is zo wezenlijk, omdat anders een discussie over de zin of onzin van een geloof en wat daar bij hoort, wat het betekent en tot gevolg heeft, kan worden afgebroken. En dat moeten we in een samenleving met vele geloven, levensovertuigingen en opvattingen niet willen.
Burgerinitiatief voor een verbod op het beledigen van de profeet Mohammed: geen goed idee
Er is een initiatief gestart voor een burgerinitiatief/petitie om tot de invoering van een verbod te komen om de profeet Mohammed te beledigen. Geen goed idee wat mij betreft. Zo’n plan stelt sommige religies boven andere; het stelt bepaalde onderwerpen buiten discussie en roept lastige vragen op van afbakening. Want dan wordt de vrijheid van meningsuiting afhankelijk van de mate waarin een bevolkingsgroep zich beledigd acht door kritiek op hun geloof. Kritiek op een geloof, de profeten van dat geloof, de leerstellingen, is onderdeel van de open samenleving; ongelovigen en ongelovigheid zijn evenmin beschermd door een verbod op kritiek. Niet aan beginnen dus.
Publieke ruimte en open debat
Het gaat er om, en dat is wat Macron in Frankrijk met beroep op de laicité bedoelde, dat de publieke ruimte en publieke sfeer uitgaan van open debat en discussie en dat de staat niet interfereert in toon van discussie over wat dan ook. Als groepen dat opvatten als ontkenning van hun existentie als volwaardig burgers is dat omdat ze in feite een bevoorrechte rol in dat debat claimen. Of dat ze hun interne geloofsregels (gij zult mijn god of profeet niet beledigen) ook aan anderen willen opleggen. En dat is uiteraard een grote stap te ver. Natuurlijk zijn er gelovigen of godsdiensten die het liefst ook de staat beheersen, of via hun godsdienstige regels het rechtsstelsel inrichten. Het Nederlandse en Franse model is dat die vermenging als inbreuk van de rechten van de anders- of niet gelovigen wordt gezien en dat een staat godsdiensten hun vrijheid laat maar tevens geen godsdienstige regels opgelegd vanuit een godsdienst accepteert.
Westerse staten: vrijheid van godsdienst maar ook vrijheid tegen godsdienstig absolutisme
Godsdiensten zijn vrij, maar beheersen niet het statelijk recht en zijn er wel aan onderworpen. Laten we het zo zeggen: ze zijn niet speciaal en aan dezelfde regels onderworpen als iedere andere organisatie.
Dat is misschien moeilijk te verkroppen als de eigen godsdienst een absolute claim op de waarheid omvat, maar dat is wel de inrichting van de liberale samenleving. En ook, maar dat wordt vaak vergeten, voorwaarde voor de godsdienstvrijheid. Als een godsdienst, een kerk of moskee of wat voor genootschap dan ook grenzen overgaat van het commune recht mag de staat ingrijpen. Dan past geen veroordeling van de staat, maar een besef van het eigen burgerschap.
Godsdienstvrijheid is ook niet geloven
Maar daar zit hem natuurlijk wel de kneep. Godsdiensten hebben de neiging de eigen waarheid te verabsoluteren: niet of anders gelovigen of zij die in strijd met dat geloof handelen zijn zondaren en mogen of moeten bestraft of bestreden worden. En daar zit hem in niet theocratische maar seculiere samenlevingen de crux: geloven is vrij maar ook niet geloven; de god eerbiedigen is vrij, maar ook het tegendeel daarvan. En ongelovigen of afvalligen bedreigen of als minderwaardig behandelen is ongepast en laakbaar.
De grens is geweld en oproepen tot/faciliteren van geweld
Oproepen tot geweld, verheerlijken van geweld, oproepen tot veroordeling van andere vormen van seksualiteit of gender dan de heteroseksuele, afwijzing of niet-acceptatie van die publieke open samenleving, zijn even zovele vormen van gedrag die een staat mag tegengaan om die open samenleving te beschermen. Dat doen we met motorbendes en pedofielenverenigingen, maar waarom ook niet met genootschappen die onder het mom of onder de noemer van een godsdienst kwalijke praktijken bedrijven, of anders of niet gelovigen diskwalificeren onder bedreiging met tal van ernstige sancties?
Kritiek op een godsdienst is geen godsdienst fobie
Als moskeeën en islamieten zich geraakt voelen door de cartoons van Charlie Hebdo en de respons van Macron op de walgelijke aanslagen in Frankrijk, is de wedervraag waarom het geweld uit/in naam van hun godsdienst verricht niet met pek en veren mag worden bestreden. De respons van de Franse staat kwalificeren als islamofobie of als zoveelste poging om islamieten in een verdomhoekje te schuiven, laat zien dat niet begrepen wordt dat de vrijheid van godsdienst die hun toekomt, samenvalt met de vrijheid van anderen op kritiek of beschimping van het voor hun heilige.
Bestrijding door de Staat van geweld is geen uitdrukking van fobie, maar wat een staat moet doen. Het wordt fobie als een groep gelovigen de bestrijding door de staat van dat geweld afdoet als islamofobie. Maar dan is het fobie van de westerse open en seculiere samenleving, die ook vrijheid van godsdienst geeft en ook bescherming tegen geweld biedt en moet bieden. Ongeacht de bron. En zonder bevoorrechte status voor godsdiensten, gelovigen, of ongelovigen.
Aalt Willem Heringa i is hoogleraar vergelijkend staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht.