Europese exit-strategie voor de coronacrisis vraagt ook om een discussie over de ECB
Door crisissituaties is op Europees niveau de verhouding tussen centrale bank en politieke autoriteiten vanaf 2008 drastisch veranderd. Van uitvoerder van het gebruikelijke monetaire beleid werd de Europese Centrale Bank i een zelfstandige actievoerder. Deze actievoerende rol is de centrale bank min of meer opgedrongen doordat de andere Europese autoriteiten in crisis-situaties niet snel genoeg tot besluiten konden komen. De massieve aankopen van miljarden euro’s aan staatsobligaties zijn van de actievoerende rol het meest in het oog lopende symbool dat veel kritiek heeft opgewekt.
Geleidelijk werden steeds meer kanttekeningen geplaatst bij de effectiviteit van dit opkoopbeleid, door de president van De Nederlandsche Bank Klaas Knot i al eens een paardenmiddel genoemd. Langdurig ruim monetair beleid leidt tot ongewenste effecten op financiële markten en op de huizenmarkt. Er werd daarbij ook de vrees uitgesproken dat het ECB-beleid een splijtzwam zou vormen in de Europese Unie.
Een volwaardige discussie kwam niet tot stand als gevolg van de volstrekte onafhankelijkheid van de ECB. Als de mening van Nederlandse ministers over het ECB-beleid werd gevraagd, antwoordden zij met meel in hun mond. Dat is opmerkelijk omdat we in de jaren 1948-1998 in Nederland zelf een model hadden, waarbij er een geregeld overleg was tussen minister van Financiën en bankpresident en ook discussies over het monetaire beleid regelmatig plaatsvonden. Overigens kunnen we dat model natuurlijk niet overplanten naar het Europese niveau, alleen al niet door het ontbreken van een politieke unie met een federale structuur, die voor de naaste toekomst zeker een brug te ver is.
De discussie over het ECB-beleid verstomde bijna geheel als gevolg van de coronacrisis. Het is begrijpelijk dat in de ontstane noodsituatie een nieuw steunprogramma van de ECB snel werd geaccepteerd, hoewel er toch nog wel enige kritiek te horen was op de mogelijkheid van het loslaten van limieten, die de Bank zichzelf had opgelegd.
De discussie over het ECB-beleid is nu ondanks de coronacrisis toch weer onverwacht opgelaaid door het oordeel van het Grondwettelijke Hof in Karlsruhe, dat de autoriteit van het Europese Hof van Justitie aantast en daarmee de Europese Unie op haar grondvesten doet schudden. Het opent ook de weg voor anti-EU-acties van Polen en Hongarije. De juridische en politieke commentaren over deze ruzie variëren van “waait wel over” tot “heeft het opbreken van de EU tot gevolg”.
Te hopen valt dat de Europeesrechtelijke opschudding inderdaad overwaait en dat de Europese Unie door deze op zichzelf onverkwikkelijke ruzie geen blijvende schade oploopt. Tegelijkertijd valt te hopen dat als de rust is teruggekeerd, die ontspanning geen argument vormt om na het bereiken van een juridisch-politieke oplossing een verdere inhoudelijk-economische discussie te ontwijken. Het zou jammer zijn, als de absolute onafhankelijkheid van de ECB zou worden aangegrepen om zo’n discussie af te dempen. Vanuit de traditie van ons eigen DNB-model van destijds kunnen we in elk geval verdedigen dat de onafhankelijkheid van de ECB niet mag inhouden dat we de effectiviteit van het ECB-beleid en de positie van het ECB ten opzichte van de politieke autoriteiten niet zouden mogen bespreken. En het zou ook goed zijn om na te denken over enige checks and balances voor de ECB.
Een economisch-inhoudelijke discussie over het ECB-beleid is zeer noodzakelijk. Bij de Europese exit-strategie voor de coronacrisis behoort gezien alle spanningen van het nabije verleden een fundamentele discussie over de politieke toekomst van Europa na de herstelfase. Daarin dienen ook de positie en het beleid van de ECB een plaats te krijgen.
Het zou goed zijn na gaan hoe een actieve economische overheidspolitiek de duurzame groei en investeringen zodanig kan stimuleren, dat na de herstelfase van de coronacrisis een voortzetting van het actievoerende ECB-beleid overbodig wordt. De ECB zou dan ook weer ruimte krijgen om in acute crisissituaties zonodig wel effectief op te treden.
Op de achtergrond van de huidige economische situatie staat een spaaroverschot. Dat leidt tot een lage rente, terwijl het ECB-beleid daar nog een schepje bovenop probeert te doen. Dat laatste lukt niet, bovendien leidt de lage rente niet tot voldoende activiteiten om het spaaroverschot te laten verdwijnen. Alleen een actieve overheidspolitiek kan daarvoor zorgen. Investeringen in nieuwe groeisectoren zijn nodig: infrastructuur, zorg en welzijn, veiligheid, volksgezondheid, energietransitie, klimaatpolitiek, informatietechnologie, etc. Na de corona-ellende zou de crisis ook tot innovatievoordelen kunnen leiden door samenwerking van overheid, wetenschappers, institutionele beleggers en bedrijven. Iedere lidstaat zou vanuit zijn specifieke economische structuur moeten deelnemen aan een nieuw en stevig economisch programma voor de Europese Unie. En daarmee zou ook een bijdrage kunnen worden geleverd aan een normalisering van de positie en van het beleid van de Europese Centrale Bank. Dat zou de stabiliteit van de Europese Unie ten goede komen.
Dr. J.K.T. Postma werkte van 1975 tot 1999 in verschillende functies bij het ministerie van Financiën, laatstelijk als secretaris-generaal. In 2017 promoveerde hij op een politieke biografie van Alexander Gogel, onze eerste minister van Financiën en grondlegger van de Nederlandse eenheidsstaat.