De lange schaduw van het Verdrag van Maastricht
Dit artikel is onderdeel van de debatpagina Coronacrisis: solidariteit in de Europese Unie? Bekijk ook de andere bijdragen.
Premier Rutte wijst er regelmatig op dat het kabinet bij de aanpak van de Corona crisis 100% van de beslissingen moet nemen met 50% van de benodigde kennis. Met zoveel onzekerheden is de pandemie omgeven. Zou hetzelfde opgaan voor EU besluiten over de economische consequenties ervan? Het zou de interne onenigheid kunnen verklaren.
Voor velen staat vast dat de Eurozone zonder een adequate reactie op de financiële gevolgen van de crisis het risico loopt om te vallen. Maar zo’n antwoord vereist wel dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Dat blijkt niet eenvoudig. De rijkere Noordelijke Eurozone landen willen de hand op de knip houden en hun eerste reflex was het stellen van voorwaarden aan steun aan de zwaar getroffen Zuidelijke landen vergezeld van de expliciete weigering tot de invoering van Eurobonds. Dat was ook min of meer de reactie tijdens de Eurocrisis van 10 jaar geleden. Italië en Spanje, wijzend op de uitzonderlijke omstandigheden, eisen nu echter steun zonder condities en het liefst in de vorm van schenkingen. Ze lijken ook bang voor wat Griekenland overkwam. Dat land kreeg hulp onder dusdanige voorwaarden dat van eigen speelruimte nauwelijks sprake meer was. Onder curatele geplaatst worden van Brussel is het laatste wat men in Rome en Madrid wil. De Italianen en de Spanjaarden reageerden furieus op de suggestie dat ze in het verleden maar beter hadden moeten oppassen met geld uitgeven.
Nu de EU voor de wat kortere termijn een pakket van 540 miljard is overeengekomen, lijkt de kou wat uit de lucht. Maar dat is schijn. Het echte gevecht komt nog. Daarbij gaat het om veel grotere bedragen – oplopend tot 1500 miljard – voor een herstelfonds. De Europese Commissie i kreeg op 23 april van de EU leiders i de opdracht mee daarvoor een voorstel te ontwikkelen. Daarin zullen ongetwijfeld offers gevraagd worden van de rijkere landen. Het budget van de EU moet omhoog om als ‘leverage’ voor leningen te dienen. Voor deze leningen moeten de lidstaten garanties afgeven. De leningen kunnen dan worden doorgezet naar de meest getroffen landen – als lening of als schenking. Waar de Commissie ook mee gaat komen, men kan zich nu de verhitte discussies al voorstellen over de omvang van het EU budget, nationale bijdragen, leningen of schenkingen en over de voorwaarden.
Ten tijde van de Eurocrisis moesten de om hulp vragende landen instemmen met eisen van lidstaten als Duitsland en Nederland aangaande strenge begrotingsdiscipline. Dat waren veelal kleinere landen die als vragende partij geen kant op konden. Italië en Spanje, van veel groter belang voor de Eurozone, hebben voor de aanval gekozen en vragen ongeclausuleerde solidariteit omdat de coronacrisis van buiten komt. Zij weten heel goed dat, in tegenstelling tot Griekenland, de Eurozone de twee landen niet failliet kan laten gaan. Zij gokken er blijkbaar op dat hun positie daardoor sterker is. Of dat voldoende is om de Noordelijke EU landen tot grote concessies te bewegen, is maar de vraag. Daar blijft men ageren tegen ongedekte cheques. Steeds wanneer zich een noodsituatie voordoet, grijpt wantrouwen om zich heen – in elkaar en in Europese samenwerking. Ook nu. Dit is niet conjunctureel - iets tijdelijks tussen Noord- en Zuid-Europa – maar inherent aan de EU en de Eurozone in het bijzonder. Veel experts zijn het erover eens dat het tot stand brengen van de Europese supranationale monetaire unie via het Verdrag van Maastricht zonder een daaraan gekoppelde begrotingsunie een riskante onderneming was. Toch gebeurde dat. Brusselse controle op nationale begrotingen was onbespreekbaar – en zal dat ongetwijfeld nog steeds zijn. De monetaire unie moest er om politieke redenen – de Duitse eenwording – zo snel mogelijk komen. En zo geschiedde. De hele oplossing van veel deskundigen, werd de halve oplossing van de politiek. Is zo een mooi-weer-unie ontstaan die dit keer de schok niet te boven zal komen?
Voordat er überhaupt enig serieus Europees debat heeft plaatsgevonden, zijn de nationale stellingen al weer betrokken. Regeringen en parlementen zetten rode lijnen uit vooral bedoeld voor de eigen nationale achterban. Er wordt gesproken in termen van winnaars en verliezers. De meeste leiders zijn op dit moment vooral groot in eigen land maar klein in Europa. Met uitzondering van Angela Merkel i, die de bereidheid toont haar land over zijn eigen schaduw heen te laten stappen. Wanneer de lidstaten 100% vasthouden aan hun eigen uitgangspunten, zal de uitkomst nul zijn. Intussen kan men de Europese Commissie alleen maar sterkte wensen met het vinden van een middenweg.
Jan Marinus Wiersma was van 1994 tot 2009 lid van het Europees Parlement. Tegenwoordig is hij als gastonderzoeker verbonden aan Clingendael.