Procedure tweede lezing: een eerste stapje
Het is goed dat minister Ollongron i suggesties doet om de procedure voor de tweede lezing van de Grondwet van onduidelijkheden te ontdoen. Zij stelt de Tweede Kamer bijvoorbeeld voor de Kamervoorzitter de bevoegdheid te geven desnoods zelf het tweedelezingsvoorstel in te dienen, om te voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat over het begin van die procedure.
Verder stelt zij voor de afhandeling van de tweede lezing in tijd te begrenzen. Ten eerste door vaart te maken, omdat de Raad van State (in principe) niet langer hoeft te adviseren (het tweede lezingsvoorstel is immers gelijk aan dat in eerste lezing). Verder zou het niet afhandelen door de nieuwgekozen Tweede Kamer tot het vervallen van het voorstel moeten leiden. Dat is in lijn met wat Erik Jurgens i en ikzelf in 2003 al als logisch beschouwden toen het kabinet-Balkenende I niet voor tijdige afhandeling van de tweede lezing had gezorgd.
Dat er hierover duidelijkheid lijkt te komen, is winst. Vraag is echter of dit voldoende is. Op de suggestie van de Staatscommissie parlementair stelsel i om de Verenigde Vergadering i met de tweede lezing te belasten, gaat de minister op een later moment in. Dat betreft dan echter aanpassing van de fungerende procedure.
Het laat onverlet dat de fictie dat kiezers zich kunnen uitspreken over voorliggende grondwetsherziening vooralsnog in stand blijft (kiezers zijn zich in het algemeen niet bewust dat ook grondwetsherziening voorliggen en het kan om uiteenlopende voorstellen gaan waarbij een partijkeuze niets zegt).
Evenmin is duidelijk waarom ook over voorstellen die in eerste lezing geheel onomstreden zijn (bijvoorbeeld het actualiseren van het briefgeheim) überhaupt een tweede lezing dient plaats te vinden. Beter zou zijn de tweederde meerderheid al in de eerste lezing te verlangen. Alleen 'omstreden' voorstellen kunnen dan aan de kiezers worden voorgelegd.
Hopelijk spreekt de minister zich binnenkort ook over die vragen uit.