Kabinet wil voortaan breder opereren in Brussel
Hoe Europa in het Nederlandse belang te bespelen? De regering gaat in Brussel daartoe breder opereren en lobbyen. Dat verloopt vooral via de Permanente Vertegenwoordiging i (PV/EU). Zij ziet diverse aangrijpingspunten zoals meer persbriefings voor buitenlanders; meer greep krijgen op het opereren van de Europese Commissie i en extra aandacht voor het Europees Parlement i als vandaag invloedrijk medewetgever.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Vroeger stemde de Permanente Vertegenwoordiging haar activiteiten sterk af op de Raad van Ministers i, want daar vielen de besluiten. Door het Verdrag van Lissabon i (2009) kreeg het Europees Parlement als medewetgever meer invloed. Tegelijk gaf de komst van een vaste voorzitter i met een eigen agenda de Europese Raad i vleugels. Voorheen waren er vier toppen per jaar; tegenwoordig soms vier per maand. De ervaring heeft bovendien geleerd dat je de Commissie moet contacteren vóórdat die met voorstellen komen, en niet daarna, zoals nog vaak gebeurt.
Voorheen werd de PV/EU –met een staf van ruwweg honderd functionarissen- gezien als het Brusselse filiaal van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Vandaag is zij hét aanspreekpunt om invloed te verwerven in de Europese politieke arena voor alle departementen, voor onze volksvertegenwoordiging, maar bijvoorbeeld ook voor de provincies, andere overheidsinstellingen en het bedrijfsleven.
Belangrijke nieuwe hefboom om het Nederlandse standpunt over te brengen zijn de media. Opereerden de Europese instellingen twee decennia geleden nog elk vanuit hun eigen beslotenheid, vandaag maken sociale media en elektronische berichtgeving alles openbaar en transparant. Belangrijk was de komst twee jaar geleden van het super actieve Amerikaans/Duitse persbureau Politico. Vooral de Commissie maar ook Europarlementsleden gebruiken Politico strategisch via gerichte lekken. Zodoende ligt wat er in de Brusselse burelen speelt snel op straat.
Als bijvoorbeeld toponderhandelaar Michel Barnier i een persconferentie geeft over de Brexit, dan vragen journalisten vandaar af meteen per smartphone commentaar aan de PV´s. Tien jaar geleden was zoiets onvoorstelbaar.
´Journalisten doen verslag op twitter, spreken online met hun bronnen en bemachtigen documenten in softcopy die zich vervolgens razendsnel door de Brusselse ´bubbel´ verspreiden. Tegelijk haakt de Commissie hierop in met haar gigantische voorlichtingsapparaat. Zij probeert via de media de regeringen in de hoofdsteden gunstig te stemmen voor haar ideeën. Het Europees Parlement doet daaraan volop mee. Officieel telt Brussel drie instellingen: de Ministerraad i, de Commissie i en het Europees Parlement i. Voeg de media daar maar als nieuwe ‘instelling’ aan toe. Dat heeft verregaande gevolgen voor het ambtelijke lobbywerk ’, aldus een doorgewinterde diplomaat.
In de vorige eeuw waren de Brusselse mediacorrespondenten nogal eens afhankelijk van hun eigen nationale PV. Vandaag hebben zij véél meer keuze. Vanaf de jaren vijftig toen de EU startte, was er al de dagelijkse Midday-briefing van de Commissie in haar Berlaymont hoofdkwartier.
Daarnaast wemelt het vandaag van vergelijkbare bijeenkomsten van de Raad van Ministers, het Europees Parlement, de reeks rivaliserende in politieke fracties daar, de reeks parlementscommissies i (van visserij tot buitenlandse zaken), de genoemde 28 nationale PV’s, het Raadsvoorzitterschap i, het Hof van Justitie i, de Europese Centrale Bank i, talloze denktanks en lobbyorganisaties (van de bijenhouders tot de Europese Bankenfederatie). Zij besprenkelen de correspondent met info om zo hun eigen positie in de onderhandelingsarena te versterken.
Er is nu zelfs sprake van informatie-overkill. Iedere mediacorrespondent moet dagelijks kiezen waar zich te gaan laven aan de stroom info. Dit Brussel doet denken aan onze jaren als correspondent in Washington DC. Daar moest je destijds al iedere ochtend kiezen uit talloze briefings, persconferenties, publicaties terwijl de stroom van elektronisch nieuwsverkeer nog niet eens bestond. Brussel begint als ‘hoofdstad van Europa’ op Washington te lijken.
Wie langer meeloopt, ziet hoe de Nederlandse overheidslobby daar verandert. Vanaf het begin van Europa in 1958 tot ongeveer 2010 voerde onze Permanent Vertegenwoordiger een halve eeuw lang iedere maand een vertrouwelijk (off-the-record) gesprek met de vaste Nederlandse correspondenten. ‘Ik heb steeds ronduit met de Nederlandse correspondenten in Brussel gepraat. Nooit heb ik daarvan spijt gehad. Nooit was er een ‘lek’’, schreef de allereerste Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger J. Linthorst Homan i (1958-1962) in zijn ‘Levensherinneringen’ (Van Gorcum, Assen, 1974, blz. 242).
Beide ‘partijen’ hadden voordeel bij zo’n uitwisseling. De ambassadeur hoorde wat er leefde en kon dat met zijn insider informatie bijsturen. Terwijl de journalisten betere stukken schreven nu zij de achtergronden kenden. Dat waren interessante middagen! Boeiend waren -zonder uit de school te klappen- bijvoorbeeld de exposés van de latere minister van Buitenlandse Zaken, van 1992 tot 2003 (recordlang) de PV/EU, Bernard Bot i. Het is niet duidelijk waarom deze nuttige bijeenkomsten rond 2010 zijn uitgedoofd. Aan de belangstelling van de correspondenten lag het zeker niet.
Tegenwoordig ontmoet Permanent Vertegenwoordiger Robert De Groot i de circa vijftien Nederlandse correspondenten aan de vooravond van iedere officiële Europese Raad met de agenda als hoofdschotel. Bovendien organiseert de PV voor iedere vakraad - bijvoorbeeld de befaamde EcoFin i maar ook de wat minder sexy Visserijraad i- een persbriefing afgestemd op de Nederlandse standpunten en belangen.
Robert de Groot - Strategie van het Nederlands voorzitterschap voortzetten
Een recent plan om die briefings Engelstalig en zo voor alle 850 Brusselse correspondenten toegankelijk te maken, is van de baan. Een deel van de Nederlandse journalisten vreesde (terecht) dat de specifiek Nederlandse invalshoek, waarover zij nu juist moeten berichten, dan in het gedrang komt. Daarom wordt de internationale pers nu vanuit de PV/EU apart actief benaderd zodra onze opinies of belangen daarom vragen.
Op de vooravond van elke vergadering van de Europese Raad van Ministers houdt de PV van het EU-Raadsvoorzitterschap i een internationale persbriefing. Meteen na afloop is er een persconferentie van de minister die de vergadering leidde. Tegelijk zijn dan de nationale ministers aanspreekbaar. Er zijn bijna wekelijks enkele Ministerraden, dus ruwweg honderd per jaar. Daar komen meestal twee tot vierhonderd honderd journalisten uit de hele wereld op af.
Zo’n voorzitterschap duurt zes maanden en elk EU-land komt bij toerbeurt aan zet. Momenteel is dat Estland i, vanaf Nieuwjaar Bulgarije, later in 2018 gevolgd door Oostenrijk. De PV/EU van die landen en vooral ook de bewindspersonen trekken dan uiteraard internationaal grote aandacht.
Pieter de Gooijer - Succesvol Nederlands EU-Raadsvoorzitterschap
Aanknopingspunt voor het versterken van de overheidslobby in Brussel is een niet gepubliceerde evaluatie van het succesvolle Nederlandse EU-voorzitterschap i van 2016. Onder leiding van ambassadeur Pieter de Gooijer i is Nederland toen, samen met het Directoraat-Generaal Europese Samenwerking, er duidelijk in geslaagd invloed uit te oefenen. Dit zowel bij de Raad van Ministers als bij de Commissie en het Europees Parlement, aldus de evaluatie.
Zij is door de secretarissen-generaal van de gezamenlijke Haagse ministeries overgenomen. Het is nu de bedoeling om die werkwijze door te trekken naar de toekomst. Die strategie wordt met andere woorden voor de begin dit jaar aangetreden Permanent Vertegenwoordiger, Robert de Groot i, hét instrument om de succesformule van ons voorzitterschap voort te zetten.
Genoemde evaluatie wijst onder andere op de prima relatie tijdens dat voorzitterschap van de Nederlandse PV/EU met de buitenlandse media. Zij wil die invloed bij die media in Brussel nu verankeren en tegelijk uiteraard de Nederlandse journalisten blijven bedienen. Tientallen jaren telde de PV/EU één woordvoerder. Binnenkort zijn dat er drie waarvan een specialist sociale media.
Lobbyen is het beïnvloeden van de beslissers elders. Zie hoe voormalig vicepremier Wouter Bos i recent onverwacht de lucratieve vestiging van het Europees Geneesmiddelen Agentschap i Amsterdam binnen hengelde. Dit was een schoolvoorbeeld van geslaagd lobbyen. Oost-Europa, dat zulke EU-bureaus nog nauwelijks kent, was daarom aanvankelijk favoriet.
Bos c.s. verdedigde de voorkeur voor West-Europa van het hooggekwalificeerde 900-koppige personeel. Bos bracht verder het belang van snelle toelating van nieuwe medicijnen in als mede doorslaggevend. Zo kantelde het beeld. Nederland won uiteindelijk van het afgelegen Slowaakse Bratislava en de andere concurrenten.
In het algemeen bestaat zulk lobbywerk in Brussel uit goed luisteren naar het debat in de vergadersteden Brussel, Luxemburg en Straatsburg en daar vroegtijdig interveniëren. Neem de Commissie. Daar is de lange voorbereidende fase van de besluitvorming cruciaal waarin zij haar voorstellen voor Europese wetgeving laat ontkiemen. Wie daar zijn belang weet te enten hoeft er alleen nog op te letten dat anderen dit later niet weer wegkrassen. Intussen gaat het lobbywerk volop door tijdens de finale onderhandelingen in de Raad van Ministers en de Europese Raad.
Verder is de betekenis van het Europees Parlement als medewetgever op tal van dossiers uitgebreid. Dit betekent dat meer dan voorheen de PV hiermee contacten onderhoud om onze belangen kenbaar te maken, voor zover de parlementsleden die al niet kennen via hun partijbanden.
Het toneel waarop Nederland in Brussel speelt is sinds de eeuwwisseling totaal veranderd. Het aantal EU-landen verdubbelde, waardoor hun afzonderlijke invloed binnen de 28 aangesloten landen halveerde. Het aandeel van een land in de Europese burgerij is een manier om de invloed aan de Brusselse vergadertafels te meten.
Nederland scoort daar een bescheiden 3,3 procent van de bevolking van de EU. Wordt in de Europese Commissie gestemd, dan komen wij met de stem van vicevoorzitter Frans Timmermans i -een op de 28- ook niet veel verder dan 3,5 procent. Idem zo in de Europese Raad met premier Rutte als een van de 28 leiders. 26 Nederlanders op de 751 leden betekenen in het Europees Parlement ook al niet meer dan drie procent invloed.
Nederland schommelt qua aandeel in het bruto nationaal product van de EU rond de vier procent. Zeg kortom dat wij als Nederland vijf procent aan gewicht inbrengen. Dan betekent dit dat de EU wetgeving maakt die voor 95 procent door buitenlanders wordt bepaald. Daarmee is de noodzaak van een sterke Brusselse overheidslobby wel duidelijk.
Op basis van het bevolkingsaandeel heeft Duitsland in de EU maar zestien procent invloed. Tegelijk weet iedere krantenlezer dat Berlijn verregaand Europa aanstuurt, vooral via kanselier Angela Merkel i. Zo zie je dat bovenstaand sommetje met vier of vijf procent invloed voor Nederland niet helemaal klopt.
Nederland heeft extra invloed wegens onze centrale ligging, een ijzersterke economie en een poldermodel voor duurzame binnenlandse rust. Verder telt dat minister-president Mark Rutte i, na Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker i en kanselier Merkel, in het Europese topberaad de langstzittende is. Rutte heeft de jarenlange storm rond de Griekse euro helemaal meegemaakt.
Hoogtepunt van ons voorzitterschap was de rol van Rutte op 6 maart 2016 in nachtelijk beraad met kanselier Merkel en zijn Turkse collega Davutoglu. Dit drietal heeft daar de befaamde EU-Turkije deal gesloten over het afkappen van de stroom vluchtelingen en migranten. Donald Tusk i, de voorzitter van de Europese Raad, noch Commissievoorzitter Juncker waren voor dit topberaad gevraagd, maar Rutte wel.
Frans Timmermans als eerste vicevoorzitter van de Commissie, Jeroen Dijsselbloem i, voorzitter van de Eurogroep i en Alexander Italianer als secretaris-generaal (de hoogste ambtelijke functionaris) bij de Commissie, geven ons extra invloed. Die drie zitten daar wel voor Europa. Maar zij hebben tegelijk oog voor hun vaderland. Onze toegang tot deze topspelers is een belangrijke pre zodra urgente kwesties spelen.
Een lid van het kabinet van Tusk i meent zelfs dat Nederland na Duitsland en Frankrijk de nummer drie is binnen het Europa van de 28. ´Want het Verenigd Koninkrijk is weg. Polen staat met zijn eurokritische houding buitenspel. En dat geldt evenzo voor Italië en Spanje wegens hun voortdurende binnenlandse perikelen´. Het is kortom met die invloed per land maar hoe je het bekijkt.
‘Hoe beïnvloeden Nederlandse belangengroepen de EU?’ is een hoofdstuk in het recente boek van professor-emeritus Rinus van Schendelen, dé Nederlandse expert op dit terrein. In zijn Beïnvloeding in Europa. Achter de schermen van belangengroepen (Uitgeverij AUP, 300 blz. 19,99 euro) blijkt hij weinig onder de indruk van de Nederlandse regeringslobby in Brussel.
Volgens een rapport van bureau VoteWatch.eu is Nederland de nummer 4 op de 28 landen als nee-stemmer in de Europese Raad van Ministers. Hier weerspiegelt zich de eurokritische houding van onze burgerij. ‘De hechte steun voor de EU is voorbij: leiders zijn verdeeld en burgers veranderd van positief-onverschillig naar twijfelend-betrokken’, zo betreurt Van Schendelen. Tegen die achtergrond is de eurokritische Nederlandse opstelling in Brussel zodra er gestemd wordt begrijpelijk.
Vijf jaar geleden is de klassieke staatssecretaris voor Europese Zaken na meer dan een halve eeuw ineens afgeschaft. Ministeries als Financiën (zorgen over onze forse betalingen aan de EU), Sociale Zaken (de ‘Poolse loodgieter’) staan niet bekend als grote fans van meer Europa. Bovendien ‘negeren veel ministeries de vaak beter geïnformeerde Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging’ zo schrijft Van Schendelen. Daardoor staan zij volgens hem zwakker in de Brusselse onderhandelingsarena.
Daar komt bij dat in de opbouw van de EU een onzichtbare maar toch krachtige ‘sluipende europeanisering’ zit. Die vloeit vooral voort uit de artikelen 3 tot en met 6 van het Verdrag Werking EU i via de daar beloofde volledige interne markt en vrije concurrentie. Daarnaast is er nog de ‘rollende europeanisering’, dat is de brede horizontale uitwerking van Europese wetgeving, vooral aangestuurd vanuit Den Haag. Het publiek heeft die onstuitbare ontwikkelingen door gekregen en reageert deels afwijzend.
Minister Halbe Zijlstra i van Buitenlandse Zaken zei bij zijn start in Europa op 9 november ‘dat veel mensen de EU vandaag niet als deel van de oplossing, maar juist als deel van het probleem zien. Ze vragen zich af wat de EU hún ooit heeft opgeleverd. Voor sommigen is dit hele Unie-project op zijn best een verstandshuwelijk. Anderen zien zelfs daar niets in, zij dromen van een scheiding’. Zijlstra belooft dat hij ’hun zorgen en angsten serieus neemt’.
Van Schendelen concludeert dat de regering in Brussel in een spagaat zit. Enerzijds is er die kritische burgerij en anderzijds vanuit Brussel de projecten voor weer meer Europa. Daarbij is de invloed van ons nationale parlement op de besluitvorming in de EU minimaal. De staf van de Tweede Kamer volgt amper twee procent van de 2500 jaarlijkse bindende EU-besluiten nauwkeurig.
Tegelijk geldt voor het Nederlandse bedrijfsleven dat onze belangen wel degelijk volop in de EU liggen. Driekwart van onze export blijft binnen de Europese Unie. Hoe dek je die belangen veilig af? Van Schendelen betoogt dat lobbywerk voor 85 procent je huiswerk maken is. Je slaagt echt alleen als jouw thuisfront (variërend van de pluimveehouders tot de Nederlandse publieke opinie en van Philips tot de FNV) echt weet wat het precies met Europa wil. Dan pas is een strategie te bedenken met een kansrijk actieplan.
Hier ligt het probleem van de Nederlandse regering (in welke samenstelling ook). Nederland weet geen weg met de EU en weet daarom niet wat het van Brussel verwacht. Vandaar die verlammende spagaat.
Iedereen doet dagelijks aan belangenbehartiging, al is het maar voor zichzelf. In een soort van telegramstijl (met wat veel afkortingen) geeft dit boek een cascade van tips en voorbeelden van hoe de EU binnenskamers en extern werkt. ‘Voor wie de Brusselse besluitvormingsprocessen en de Nederlandse reacties erop effectiever wil beïnvloeden, is dit boek van grand old man Van Schendelen beslist een aanrader’, aldus genoemde insider Pieter de Gooijer op de boekcover.