Artikel 60: Ambtsaanvaarding parlementsleden
Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de leden van de kamers bij de aanvaarding van hun ambt in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.
In andere talen:
Inhoudsopgave van deze pagina:
In de Grondwet is geen letterlijke tekst opgenomen voor de eed of belofte die nieuwe Kamerleden moeten afleggen. Net als voor de eed die ministers afleggen conform artikel 49 i, staat in de Grondwet alleen de zakelijke inhoud van de eed.
In de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal i is de inhoud van de eed of belofte vastgelegd.
De eed of belofte mag op grond van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer i ook in het Fries worden afgelegd.
Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de Kamerleden in de vergadering een eed of belofte af. Zij zweren of beloven onder meer trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.
In de wet staat hoe de leden van de Eerste en Tweede Kamer beloven of zweren dat zij:
-
1.zich niet hebben laten omkopen en zich niet zullen laten omkopen;
-
2.zich aan de Grondwet zullen houden;
-
3.hun werk goed zullen doen.
Uitleg
Voordat de leden van de Eerste en de Tweede Kamer aan het werk gaan, moeten ze een aantal dingen beloven. Dit staat in de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal.
In de eerste plaats moeten ze beloven dat ze niet zich niet laten omkopen. Kamerleden mogen geen geld en cadeaus krijgen van mensen die zo het werk van kamerleden willen beïnvloeden.
In de tweede plaats moeten ze beloven dat ze zich aan de Grondwet zullen houden. Ze mogen geen dingen doen die de Grondwet verbiedt.
In de derde plaats moeten ze beloven dat ze hun werk goed zullen doen.
De kamerleden mogen deze drie dingen beloven, maar ze mogen dit ook zweren. Voor de wet maakt dat geen verschil. Ze mogen kiezen tussen een belofte doen: 'Dat beloof ik' of een eed zweren: 'Zo waarlijk helpe mij God almachtig'.
Niemand kan, als Lid van het Vertegenwoordigend Lichaam, zitting nemen, dan na, alvoorens, in handen van den Voorzitter der algemeene Vergadering, of, deze reeds uitééngegaan zijnde, in handen van den Voorzitter dier Kamer, van welke hij als Lid door de algemeene Vergadering verkozen is, te hebben afgelegd de volgende verklaaring:
"Ik beloof op mijne Burger-trouw, dat ik, als Lid van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, de Staatsregeling met all' mijn vermogen zal handhaven, en nimmer, op eenigerlei wijze, medewerken, of zal helpen besluiten tot eenig ontwerp, strekkende tot wederïnvoering van het Stadhouderlijk of Foederatief Bestuur, of ter begunstiging van Aristocratie of Regeeringloosheid, maar, met alle mijne magt, dit alles zal tegenwerken."
"Dit verklaar Ik."
"Ik belove plechtiglyk, dat ik als Lid van het Wetgevend Lichaam, achtervolgens de Staatsregeling,
-
-het belang des Bataafschen Volks met al myn vermogen zal helpen bevorderen,
-
-deszelfs regten zal helpen handhaven,
-
-my oprechtelyk en naarstiglyk zal kwyten van alle plichten,
my in myne betrekking, opgelegd; zonder my daar van immer te laten wederhouden, om lief en leed, gunst of ongunst, beloften of geschenken, noch eenige andere zaken;
en dat ik, op geenerlei wyze, zal medewerken of helpen besluiten tot eenig ontwerp, strekkende ter invoering van Erflijke waardigheden, of afwykende van de gronden eener Volksregeering bij Vertegenwoordiging."
Ik belove en zwere, dat ik, als Lid van het Wetgevend Ligchaam, achtervolgens de Staatsregeling, het belang des Bataafschen Volks met al mijn vermogen zal helpen bevorderen, deszelfs regten zal helpen handhaven, mij opregtelijk en naarstelijk zal kwijten van alle pligten, mij in voormelde betrekking opgelegd, zonder mij daar van immer te laten weerhouden, om lief of leed, gunst of ongunst, beloften of geschenken, noch eenige andere zaken.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig !
Deze eeden worden afgelegd in handen van den Souvereinen Vorst in den Raad van State, ofte, bij Deszelfs afwezendheid, in handen van den Raad zelven, welke die in zijnen naam ontvangt.
Van deze beëediging wordt door of van wege den Souvereinen Vorst aan de vergadering der Staten Generaal behoorlijk kennis gegeven, waarna het nieuw verkoren lid dadelijk zitting neemt.
Bij het aanvaarden hunner waardigheid, doen zij ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den navolgenden eed:
"Ik zweer (belove) dat ik de Grondwet der Nederlanden zal onderhouden en handhaven; dat ik bij geene gelegenheid en onder geen voorwendsel hoe ook genaamd, daarvan zal afwijken, of toestemmen dat daarvan afgeweken worde; dat ik voorts de onafhankelijkheid van den Staat, de algemeene en bijzondere vrijheid der ingezetenen bewaren en beschermen en het algemeen belang met al mijn vermogen bevorderen zal, zonder mij daarvan door eenige provinciale of andere bijzondere belangen te laten aftrekken.
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!"
Zij zullen, alvorens tot dien eed te worden toegelaten, doen den volgenden eed van zuivering:
"Ik zweer (verklare) dat ik, om tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, nochte beloven of geven zal.
Ik zweer (belove) dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk.
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!"
Deze eeden worden afgelegd in handen van den Koning, of te wel in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den President daartoe door den Koning gemagtigd.
Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet."
"Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!" ("Dat beloof ik!")
Alvorens tot dien eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af:
"Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van de Tweede kamer der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal."
"Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
"Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!" ("Dat verklaar en beloof ik!")
Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning, of in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemagtigd.
Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij den volgenden eed of belofte af :
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet."
"Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!" ("Dat beloof ik!")
Alvorens tot dien eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af:
"Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb. Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
"Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!" ("Dat verklaar en beloof ik!")
Deze eeden (beloften en verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning, of in de vergadering der Tweede Kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemagtigd.
Op de wijze bij de wet i voorgeschreven leggen de leden van de kamers bij de aanvaarding van hun ambt in de vergadering een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.