Nederlandse economie gevoelig voor Brexit

Raoul Leering is hoofd Internationaal Handelsonderzoek van ING

Wat ondenkbaar leek, is toch gebeurd: het Verenigd Koninkrijk stapt uit de Europese Unie. Naast grote politieke uitdagingen roept deze scheiding de vraag op welke economische consequenties het heeft voor EU-landen zoals Nederland. Voor de vrijhandel tussen het VK en de EU heeft de scheiding op korte termijn geen gevolgen. Het VK wil haar lidmaatschap pas op zijn vroegst in oktober opzeggen en vervolgens duurt het tot twee jaar voordat het lidmaatschap afloopt.

Toch zal de scheiding op korte termijn economische pijn opleveren. Het is twijfelachtig of het VK er tijdens de boedelscheiding in slaagt een omgangsregeling met de EU af te spreken die vrijhandel veilig stelt. Deze onzekerheid heeft negatieve invloed op de Britse economie. Het exporterend deel van het Britse bedrijfsleven zal duidelijkheid willen voordat het nieuwe investeringen doet en buitenlandse bedrijven die het VK gebruiken als toegangspoort tot de EU zullen ook bestaande investeringen heroverwegen.

'Terughoudendheid bezorgt Britse groei stevige knauw'

Ook de bestedingen van Britse huishoudens kunnen negatief beïnvloed worden door de onrust die Brexit oplevert bij bedrijven, op financiële markten en in de Britse politiek. Wij verwachten dat de terughoudendheid van bedrijven en huishoudens de economische groei in het VK een stevige knauw bezorgt. De groei zal daardoor in 2017 1%- punt tot 1,5%- punt lager uitkomen. De lagere bestedingen betekent ook minder vraag naar buitenlandse producten. 

Voor Nederland komt dat hard aan omdat het VK, na Duitsland, onze belangrijkste handelspartner is. Van de totale productie van goederen en diensten in Nederland hangt 3,7% samen met de vraag vanuit het VK.  Dit is 2,5 keer zo veel als het gemiddelde voor de EU en zorgt voor zo’n 300.000 banen. Bovenop het effect van de Britse vraaguitval, komt een verslechtering van de concurrentiepositie door de koersdaling van het pond. Hierdoor zijn Nederlandse producten en diensten duurder geworden voor de Britten wat tot minder vraag leidt.

Voor de langere termijn is het van doorslaggevend belang of het VK er binnen de twee jaar die voor de boedelscheiding staat, in slaagt met de EU een vrijhandelsakkoord te sluiten. Enerzijds is een handelsakkoord in het belang van de EU omdat het VK een belangrijke handelspartner is van de EU. Anderzijds is de economische afhankelijkheid van het VK voor de EU veel kleiner dan omgekeerd. De economie van de EU is voor 1,5% afhankelijk van de Britse vraag naar EU- producten, terwijl de Britse economie voor 9% afhankelijk is van vraag vanuit de EU. Bovendien is het waarschijnlijk dat de EU het vrijhandelsvoordeel van een EU- lidmaatschap niet zomaar aan de Britten cadeau zullen willen doen nu die zich hebben afgekeerd van andere onderdelen van het lidmaatschap (zoals vrij verkeer van personen). Een vrijgevige houding tegenover de Britten geeft immers een prikkel aan andere landen die een EU- lidmaatschap ook graag zouden inruilen voor een overeenkomst met louter voordelen. De Britten zullen daarom de onderliggende partij zijn in de onderhandelingen. 

Britten hebben geen blauwdruk

Overigens is het nog onduidelijk op welk resultaat het VK zal mikken in de onderhandelingen. Bij Brexiteers worden het Noorse en Zwitserse model vaak als alternatief opgeworpen. Noorwegen is lid van de EFTA die vrijhandel garandeert met de EU maar ook lid van de Europese Economische ruimte (EER). De EER borgt vrij verkeer van personen tussen deelnemende landen en dat is juist één van de belangrijkste redenen waarom vele Britten de Europese Unie vaarwel hebben gezegd. Het Zwitserse model dan? Dat EFTA-land is immers geen lid van de EER. Maar ook Zwitserland heeft desalniettemin afspraken met de EU over vrij verkeer van personen tussen de EU en Zwitserland. Daarmee is ook het Zwitserse model geen uitkomst voor de opvolger van Cameron. Bij de douane- unie tussen de EU en Turkije, vallen (financiële en andere) diensten buiten de vrijhandel, terwijl dat een groot deel van de Britse export uitmaakt.

Omdat er geen blauwdruk klaarligt voor de opvolger van Cameron, bestaat de kans dat de onderhandelingen met de EU langer  duren dan twee jaar zodat Britse exporteurs tegen de EU- importtarieven op zullen lopen. Het is dan waarschijnlijk dat het VK omgekeerd ook dezelfde tarieven oplegt aan de EU. Deze tarieven bedragen gemiddeld nauwelijks meer dan 3%, maar op het niveau van individuele productgroepen komen uitschieters voor die oplopen tot 18% voor vlees& bloemen en of zelfs 45% voor zuivelproducten (figuur bij te leveren indien gewenst). Het is in het belang van dit soort sectoren, dat er een handelsakkoord komt met het VK.

Daarnaast zal er onderhandeld moeten worden over gelijkschakeling van de niet tarifaire handelsbelemmeringen zoals allerlei producteisen en douanevoorschriften. Onderzoek leert dat deze belemmeringen tussen de EU en overige OESO- landen 40% minder snel  afgebouwd worden dan tussen EU- lidstaten onderling. Brexit zal langs deze weg de handel tussen de EU en het VK voor langere tijd blijven hinderen.

Lees verder


Deze bijdrage verscheen in de Hofvijver van 27 juni 2016.