Artikel 3: Proclamatie van 2 december 1813: Willem I aanvaardt de Souvereiniteit van Nederland
PROCLAMATIE van Z.H. WILLEM FREDERIK, PRINCE VAN ORANJE-NASSAU ENZ. ENZ. ENZ., houdende aanneming door Hoogstdenzelven van de Souvereiniteit van Nederland.
Van den 2. December 1813.
(STAATS-COURANT D'Ao. 1813 No.2)
WILLEM FREDERIK, Bij de gratie GODS, Prinse van Oranje-Nassau, aan alle, die dezen zullen zien, salut!
Onuitsprekelijk waren mijn aandoeningen bij de intrede van heden binnen deze hoofdstad. Teruggegeven aan het volk, dat ik nimmer opgehouden heb te beminnen, zag ik mij, na negentien jaren, als een' vader in het midden van zijn huisgezin.
Nooit, Nederlanders! zal mijn ontvangst in Holland, nooit mijne intrede in Amsterdam, uit mijn geheugen gaan, en, bij uwe liefde belove ik het u, bedrogen zult gij u niet vinden. Gij wilt het, Nederlanders! dat ik u meer zijn zal, dan ik u, zonder mijn afwezendheid, zoude geweest zijn. Uw vertrouwen, uwe liefde legt de souvereiniteit in mijne handen, en van alle zijden dringt men op de aanneming daarvan, wijl de nood van het Vaderland, wijl de toestand van Europa dit vordert.
Welaan dan, ik zal mijne bedenkingen aan uwe wenschen opofferen; ik aanvaarde wat Nederland mij aanbiedt, maar ik aanvaarde het ook alleen onder waarborging eener wijze constitutie, welke uwe vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert; ik aanvaarde het, in het volle gevoel der verpligting, welke mij deze aanneming oplegt.
Mijne voorouders hebben uwe onafhankelijkheid doen geboren worden. De handhaving daarvan zal de nimmer ophoudende taak van mij en de mijnen zijn. Ik reken, in deze nog altijd eenigszins hagchelijke oogenblikken, op uwe medewerking en opofferingen, en weldra zal, na eene korte inspanning, geen vreemdeling meer op uwen grond aan de geestdrift der herborene Natie, aan de zegepralende wapenen onzer Bondgenooten, onder Gods hulp tegenstand kunnen bieden.
Gedaan op het Raadhuis van Amsterdam, den 2den December 1813.
(L.S.) (was geteekend) Wm.Fr. PRINSE VAN ORANJE. i
Lager stond:
Ter ordonnantie van Zijner Hoogheid.
(geteekend) F. VAN DER DUYN VAN MAASDAM. i
GELIJKHEID. VRIJHEID. BROEDERSCHAP.
PROCLAMATIE
De Constitueerende Vergadering, representeerende het Bataafsche Volk, aan hetzelve Volk.
BATAVEN!
Deze naam, welke u uwen oorsprong herinnert uit dat aêloud Volk van helden, hetgeen, reeds in Europa's kindsheid, wist vrij te zijn, en zijne vrijheid tegen de tirannen te verdedigen: deze naam, welke het verlichte menschdom met vermaak doet denken aan eene Natie, die, door alle eeuwen heen, haare vrijheid-zucht, haare dapperheid, en haare deugd deed uitblinken; deze naam alleen is genoeg, om uw gevoel van eigen waarde tot die edele hoogte optevoeren, waarop een Volk moet geplaatst zijn, wanneer het zijne oppermagtige regten ten vollen gaat uitoefenen.
Eeuwen van barbaarschbeid en geweldenarij hadden u verdrongen uit het dierbaar bezit uwer vrijheid, uwer onafhanglijke oppermagt, en van den uverschuldigden rang onder de Souveraine Volken der waereld.
Dit slaavenjuk eindelijk moede, zwoert gij Philips van Spanjen af, en wildet eene republikeinsche Constitutie. Men gaf 'er u de schaduw van, en de Graaflijke Keetenen, met een weinig verguldsel van vrijheid belegd, gingen over in de handen van listige Stadhouders en regeerzuchtige Geslachten, die u dezelven beurtlings om de lendenen smeedden.
Na een verloop van twee eeuwen, liep dit rijk van Aristocratie en Despotismus ten einde: de banieren der Fransche Vrijheid drongen door tot aan de uitgangen van den Rhijn. Uwe keetenen vielen af; gij ademdet in de zalige lucht der Vrijheid. - Dan, naauwlijks waren uwe eerste verrukkingen daarover voorbij, of een nieuw onweder van staatsrampen pakte zig boven uwe hoofden te zamen. De helsche staatkunde der Britten, in zamenzweering met de heerschzucht en de verdeelde belangen van eenige weinige ontaarde Patriotten, vergiftigde uwe heilrijke Revolutie van 1795, onthield u, drie jaaren lang, de schoone vruchten, die gij 'er van hadt moeten plukken, bragt uwe Republiek tot eenen staat van volkomen verlamming, deedt haar aanzien bij alle de Volken tot in het niet wegzinken, en bereidde de zekerste maatregelen, om u weldra in denzelfden staat, welken gij verlaten hadt, terug te brengen, ofwel de prooi te doen worden van eene onherstelbaare verwoesting.
Dan, uw Beschermgeest waakte over den vaderlandschen grond, en boezemde aan uwe getrouw gebleven Vertegenwoordigers dien republikeinschen moed in, waarvan de groote gebeurtenissen, op en na den 22 January l.l., de onmiddellijke uitvloeisels zijn geweest, en waarvan het Bataafsche Volk, reeds nu, de gezegende vruchten plukt: gebeurdtenissen, toegejuicht door geheel Europa, door onzen getrouwen en grooten Bondgenoot, ja door u zelven, waardige Bataven.
'Er was reeds veel gedaan, maar nog veel meer bleef'er te verrigten overig. De Zegepraal van 22 January l.l. kon u uit een doodlijk gevaar redden; zij moest u uwen moed, uwe vrijheid wedergeven; maar, zij kan u die vrijheid en het geluk, daaruit geboren, niet duurzaam verzekeren, zonder de invoering eener vaste orde van zaken, door eene wijze democratisch-republikeinsche Constitutie gevestigd. Was men toen op zijne lauren gaan slapen, weldra zouden uwe Vijanden. die voor het oogenblik door den slag bedwelmd nederlagen, het misdaadig hoofd opgestoken, den Burgeroorlog geörganiseerd, met de partij der Anglomanen zaamgespannen, en u gedompeld hebben in eenen toestand, erger nog dan dien, waarin gij u voor dezen bevondt.
Maar, zo zij immer deze schandelijke hoop een oogenblik durfden koesteren, dat zij dezelve thands voor eeuwig opgeven, Uwe Vertegenwoordigers, terwijl zij de eene hand nog houden uitgestrekt, om de tegenstreevers van uw geluk te beteugelen, bieden U op dit oogenblik, met de andere hand, een Ontwerp van Staatsregeling aan, hetgeen zij geschikt achten, om de Bataafsche Republiek, door eene Staatsform, die onder den onmiddelijken heilvollen invloed des Volks staat, vrijheid, rust, en welvaren naar binnen, onafhanglijkheid, magt, aanzien en luister naar buiten, in eene grooter maate te bezorgen, dan dezelve tot hier toe immer genoten heeft; eene Staatsregeling, gebouwd op die groote beginselen, welken Gijl. zelven na den 25 January in zoo grooten getale verklaard hebt aantekleeven, en met goed en bloed te willen verdedigen.
Thands, oppermagtige, vrije Bataven! thands treedt gij volkomen terug in de uitöefening uwer onvervreemdbaare en onverdeelbaare regten. Gij gaat uitspraak doen over uw eigen en uwer Kinderen toekomstig lot. Gij gaat aan uwe Bondgenooten, aan het geheel op U staarend Europa, het zeldzaam en schitterendst voorbeeld geven van een Volk, dat, door zijne onöverwinlijke Vrijheid-liefde, allen tegenstand van vereeuwde tirannij en heerschzucht weet te vernietigen, en zig vrij te maaken, niet alleen, maar dat tevens, door zijne wijsheid, door zijne zagtheid van aard, en deugdzame beginselen, dien grooten stap weet te doen, zonder zig te bezoedelen met de ijslijkheden eener bloedstorting, noch met de ongeregeldheden eener burgerlijke beroerte.
Bataven! wijs en voorzigtig in het oordeelen, beminnaars van orde, ondergeschikt aan de wet in uwe handelingen, en bezield met het volle gevoel uwer eigen waarde, wanneer gij in uwe verhevene oppermagt beslist over de Staatsregeling, over het lot uwer Republiek, zult gij ook zonder onze herïnnering, vóór, op, en na den 23 April eerstkomende, doen zien, dat gij waardig en in staat zijt, om uwe oppermagt volkomen uitteöefenen, om uw Vaderland door uwe beslissende stem gelukkig en vrij te maaken, en om de laatste misdaadige hoop dier ellendigen, die zig nog altijd met eene instorting van het tegenwoordig Staatsgebouw hebben durven vleiën, op éénmaal voor altijd te veriedelen.
Laat dan, Bataven! uwe oppermagtige uitspraak, op dien dag, grootsch, eenparig, geregeld, de vrucht van een welberaden overleg, door warme vaderlandsliefde ingeboezemd, en den Zoonen der aêloude brave Batavieren volkomen waardig zijn! Laat de dag van 23 April het heil van den 22 Januarij laatstleden voltooijen, uwen roem bij de Volken vereeuwigen, en uw toekomstig geluk, nevens dat uwer Kinderen, verzekeren! Schaart U, als een éénig Man, hand aan hand, rondom het Altaar des Vaderlands, en zweert, op het Wetboek der Constitutie, aan hetzelve eeuwige verkleefdheid, onveranderlijke trouw! - En Gij, brave Krijgslieden, zoo ter Zee, als te Lande, achtbaar gedeelte der Bataafsche Burgeren, die getoond hebt, door uwe gedrag op en na den 22 Januarij laatstleden, dat gij de dierbaare Vrijheid, voor welker verdediging gij de waapenen draagt, in uwe eigen harten voedt en bemindt: gij, die tot hier toe, niet alomme, in de gelegenheid gesteld waart, om medetewerken, zoo meenigmaal de Bataafsche Burgerschaar de volheid zijner Volksregten uitoefende, treedt gij ook terug in den kring, waaruit gij te lang verdrongen zijt geweest: verbroedert U met uwe Medeburgeren, voegt uwe stemmen bij de hunnen, en betoont, dat gij, als egte Vrijheids-zoonen, de getrouwe aankleevers, zoowel als de heldhaftige verdedigers der Republiek zijt, en blijven zult.
Ter bereiking van deze heilzaame en voor het Vaderland zoo belangrijke oogmerken, hebben wij, Bataafsche Medeburgers! nodig geöordeeld, voorlopig vasttestellen, en aan Ul. bij dezen bekend te maaken, dat het door ons aangenomen Ontwerp van Staatsregeling, in genoegzaamen aantal van Exemplaaren, gelijktijdig, door de geheele Republiek verspreid, alomme voor iedereen verkrijgbaar gemaakt, en op den vijftienden dag na des zelfs distributie, zullende zijn Maandag den 23 April eerstkomende, door het geheele Bataafsche Volk in de Grond-Vergaderingen zal worden bestemd, en met Ja of Neen goed- of afgekeurd, hebbende wij, al verder, ten einde aan onze welmeenende bedoeling in dezen met zekerheid alomme worde voldaan, goedgevonden, ten aanzien der stembevoegdheid, der stemming zelve, en van den uitslag derzelve, vasttestellen en te decreteeren de Reglementaire Schikkingen, die reeds aan Ul. bij openbaare afkondiging zijn bekend geworden.
Aldus gedaan en gearresteerd ter bovengemelde Vergadering, in den Hage den 23 Maart 1798, het vierde jaar der Bataafsche Vrijheid.
(Was geparapheerd)
(Onder stond)
Ter ordonnantie van dezelve.
(Was geteekend)
PROCLAMATIE van Z.H. WILLEM FREDERIK, PRINCE VAN ORANJE-NASSAU ENZ. ENZ. ENZ., houdende aanneming door Hoogstdenzelven van de Souvereiniteit van Nederland.
Van den 2. December 1813.
(STAATS-COURANT D'Ao. 1813 No.2)
WILLEM FREDERIK, Bij de gratie GODS, Prinse van Oranje-Nassau, aan alle, die dezen zullen zien, salut!
Onuitsprekelijk waren mijn aandoeningen bij de intrede van heden binnen deze hoofdstad. Teruggegeven aan het volk, dat ik nimmer opgehouden heb te beminnen, zag ik mij, na negentien jaren, als een' vader in het midden van zijn huisgezin.
Nooit, Nederlanders! zal mijn ontvangst in Holland, nooit mijne intrede in Amsterdam, uit mijn geheugen gaan, en, bij uwe liefde belove ik het u, bedrogen zult gij u niet vinden. Gij wilt het, Nederlanders! dat ik u meer zijn zal, dan ik u, zonder mijn afwezendheid, zoude geweest zijn. Uw vertrouwen, uwe liefde legt de souvereiniteit in mijne handen, en van alle zijden dringt men op de aanneming daarvan, wijl de nood van het Vaderland, wijl de toestand van Europa dit vordert.
Welaan dan, ik zal mijne bedenkingen aan uwe wenschen opofferen; ik aanvaarde wat Nederland mij aanbiedt, maar ik aanvaarde het ook alleen onder waarborging eener wijze constitutie, welke uwe vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert; ik aanvaarde het, in het volle gevoel der verpligting, welke mij deze aanneming oplegt.
Mijne voorouders hebben uwe onafhankelijkheid doen geboren worden. De handhaving daarvan zal de nimmer ophoudende taak van mij en de mijnen zijn. Ik reken, in deze nog altijd eenigszins hagchelijke oogenblikken, op uwe medewerking en opofferingen, en weldra zal, na eene korte inspanning, geen vreemdeling meer op uwen grond aan de geestdrift der herborene Natie, aan de zegepralende wapenen onzer Bondgenooten, onder Gods hulp tegenstand kunnen bieden.
Gedaan op het Raadhuis van Amsterdam, den 2den December 1813.
(L.S.) (was geteekend) Wm.Fr. PRINSE VAN ORANJE. i
Lager stond:
Ter ordonnantie van Zijner Hoogheid.
(geteekend) F. VAN DER DUYN VAN MAASDAM. i
WIJ WILLEM, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, enz. enz. enz.
Aan alle de genen die deze zullen zien, salut:
Van het oogenblik dat Wij de Koninklijke waardigheid aanvaard hebben, is onze voornaamste wensch geweest, alle de inwoners van het nieuwe Rijk onder gelijke Staats-instellingen vereenigd, en aldus alle aanleiding tot naijver of tweespalt verwijdert te zien.
Dien ten gevolge moest de reeds voor een gedeelte Onzer onderdanen verbindende Grondwet in het belang van allen, en overeenkomstig de bedoelingen der Mogendheden, aan welker Staatkunde, onder de leiding der Goddelijke Voorzienigheid, de nieuwe toestand van zaken te danken is, gewijzigd worden.
De commissie, aan welke Wij die gewigtige taak hebben opgedragen, heeft uit mannen bestaan, die zich door hunne kunde en vaderlandsliefde de achting hunner medeburgers verworven hadden. Maar hoe volkomen ook het vertrouwen was dat zij Ons hadden ingeboezemd, moesten Wij echter, in eene voor het heil des vaderlands zoo beslissende omstandigheid, de algemeene denkwijze over het ontwerp, dat de vrucht hunner overwegingen was, trachten te kennen.
In de noordelijke provinciën had de Grondwet zelve daartoe den weg aangewezen, en de Staten-Generaal wierden in dubbelen getale bij een geroepen.
Voor de zuidelijke provinciën scheen, bij gebreke eener vergadering die beschouwd kon worden het volk wettiglijk te vertegenwoordigen, die maatregel in aanmerking te moeten komen welke, naauwelijks een jaar geleden, in de Vereenigde Nederlanden, zonder iemands tegenspraak, ter uitvoer gebragt was. Maar niettegenstaande dit voorbeeld wierd de vrage opzettelijk onderzocht, en het was op het advies der commissie van herziening, dat Wij besloten om in ieder arrondissement, in evenredigheid van deszelfs bevolking, notabelen te vergaderen.
Met leedwezen hebben Wij vernomen, dat Onze bedoelingen te dien opzigte of miskend of verkeerdelijk uitgelegd zijn, en dat, om redenen, die elken goeden Nederlander moeten bedroeven, de bevolene maatregel verstoken is gebleven van den uitslag die Wij daarvan verwacht hadden.
Bijna een zesde der opgeroepene personen is niet in de vergaderingen verschenen; en hoewel hunne afwezendheid kan worden beschouwd als een bewijs dat zij met het voorgestelde ontwerp genoegen hebben genomen, ware het ons aangenamer geweest dat niemand de hem aangebodene gelegenheid had verzuimd van over de hoogste belangen van den Staat zijn gevoelen vrijmoediglijk te uiten.
Van de zeven honderd zes en negentig notabelen, door welken het ontwerp is afgekeurd, hebben honderd zes en twintig uitdrukkelijk verklaard dat zulks geschied was uit hoofde van eenige artikelen over den eeredienst; artikelen, die, overeenkomstig met de sedert lang bestaande wetgeving, gegrond op de traktaten en strookende met de beginselen welke de godsdienstige Souvereinen in het Europische systema hebben ingevoerd, uit de Nederlandsche grondwet niet konden worden weggelaten, zonder het bestaan der monarchie in de waagschaal te stellen en zonder juist de waarborg van die genen te verminderen, welken de bedoelde bepalingen bedenkelijk voorgekomen zijn.
Zoo deze waarheid niet verduisterd ware door eenige menschen van welken de maatschappij integendeel het voorbeeld der evangelische liefde en verdraagzaamheid verwachten mogt, zouden ten minste de gemelde stemmen, zich gevoegd hebben bij die der vijf honderd zeven en twintig notabelen welke het ontwerp hebben goedgekeurd.
De Staten-Generaal hebben Ons insgelijks hunne goedkeuring te kennen gegeven, des te merkwaardiger om dat dezelve, in eene zeer talrijke vergadering, eenparig geweest zijnde, gehouden worden moet voor de duidelijk uitgedrukte meening van al de bewoners der noordelijke provinciën.
En alzoo Ons na deze optelling en vergelijking der respectivelijk uitgebragte stemmen geen twijfel overblijven kan omtrent de gevoelens en wenschen der groote meerderheid Onzer gezamenlijke onderdanen en de toestemming dier meerderheid ten volle gebleken is, aarzelen Wij niet, maar achten ons integendeel verpligt het ontwerp, dat Onzentwege aan de Staten-Generaal en aan de notabelen medegedeeld is, plegtig te bekrachtigen en te verklaren, zoo als Wij verklaren bij deze, dat de daarin vervatte bepalingen, van dit oogenblik af uitmaken de Grondwet van het Koningrijk der Nederlanden.
Wij zullen onverwijld de maatregelen nemen die tot het in werking brengen der Grondwet vereischt worden en vooral door eene spoedige bijeenroeping der beide kamers, de Staten-Generaal in de gelegenheid stellen om gezamenlijk met Ons de wetgevende magt uit te oefenen. De eed die wij aldaar zullen uitspreken, staat Ons sedert lang gegriffeld in het harte. Nimmer hebben Wij eene andere bedoeling gehad, nimmer kunnen Wij eene andere bedoeling hebben dan het bevorderen der algemeene welvaart en het beschermen der algemeene en bijzondere vrijheid en der regten van alle Onze onderdanen.
Gezind om zelve de maatschappelijke instellingen te eerbiedigen, welke die treffelijke panden waarborgen, verwachten en vorderen Wij denzelfden eerbied van alle de inwoners dezer landen, en hij die zich voortaan veroorloven mogt door daden of geschriften de gevoelens van onderwerping, verkllefdheid en trouw, die elk burger aan de Grondwet verschuldgid is, tegen te gaan of aan het wankelen te brengen, zich zelven het leed te wijten hebben, dat voor hem uit de strenge toepassing der wetten op zulke overtredingen gesteld, volgen zal.
Maar verre van Ons de gedachte dat de toepassing dier wetten nu of immer noodzakelijk worden kan. Deze dag die alle onzekerheid doet ophouden, moet tevens een einde maken aan alle ongerustheid, aan alle verdeeldheden. De Nederlanders zullen de weldaden niet miskennen die de algoede Voorzienigheid hun aanbiedt. De stem der driften zal weldra zwijgen voor het koele oordeel, dat deze landaard eigen is, en allen zullen deelen in de overtuiging, dat het nationaal geluk, waarvan de grondslagen gelegd zijn, niet anders kan worden voltooid of bevestigd dan door onderlinge welwillendheid en een onwrikbaar vertrouwen op den Souverein die hun allen gelijkelijk genegen is, en die zijn geheel bestaan toewijdt aan hunnen voorspoed en aan hunnen roem.
Lasten en bevelen dat deze zal worden gepubliceerd en geaffigeerd alomme waar zulks te doen gebruikelijk is, in het Staatsblad en in het officiële dagblad geplaatst en geregistreerd bij de Hooge Geregtshoven te 's Gravenhage, te Brussel en Luik.
Lasten en bevelen voorts dat de ministeriële departementen en andere authoriteiten, wie zulks aangaat, aan naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of disimulatie.
Gegeven in 's Gravenhage, den 24 Augustus des jaars 1815, het Tweede van Onze regering.
( geteekend) WILLEM i
( geteekend) Van wege den Koning, A.R. FALCK i