Additionele artikelen.
Inhoudsopgave van deze pagina:
- I: Opheffing heerlijke rechten; Schadeloosstelling
- II: Bepaling omtrent vernietiging of onbruikbaar maken persoonlijk eigendom
- III: - Vervallen -
- IV: - Vervallen -
- V: Bepalingen omtrent de uitbreiding van de Tweede Kamer
- VI: Bepalingen omtrent de uitbreiding van de Eerste Kamer
- VII: Flevoland en Noordoostpolder
- VIII: Overgangsbepaling omtrent het Inkomen der Koning
- IX: Status grondwetswijzigingen vóór goedkeuring door Koning
- X: Overgangsbepaling inzake traktementen, pensioenen en adere inkomsten van Godsdienstige gezindheden of derzelver leraars
I: Opheffing heerlijke rechten; Schadeloosstelling
De heerlijke rechten betreffende voordracht of aanstelling van personen tot openbare of kerkelijke betrekkingen zijn afgeschaft.
De opheffing der overige heerlijke rechten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.
II: Bepaling omtrent vernietiging of onbruikbaar maken persoonlijk eigendom
Het eerste lid van artikel 166 blijft buiten toepassing, totdat de wettelijke regeling omtrent de gevallen waarin geen schadeloosstelling in geval van vernietiging of voortdurende of tijdelijke onbruikbaarmaking van eigendom verleend wordt, zal zijn in werking getreden.
III: - Vervallen -
Vervallen.
IV: - Vervallen -
Vervallen.
V: Bepalingen omtrent de uitbreiding van de Tweede Kamer
Tenzij de Tweede Kamer der Staten-Generaal inmiddels is ontbonden, worden binnen twee maanden na de plechtige afkondiging van de verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van het aantal leden van de Kamer, op een door de Koning te bepalen dag, ter vervulling van de nieuwe plaatsen, door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal overeenkomstig de navolgende bepalingen vijftig nieuwe leden benoemd verklaard.
Het centraal stembureau stelt, op grondslag van de cijfers der laatstgehouden verkiezing van de Tweede Kamer, vast, hoeveel plaatsen met het hoog op het vergrote aantal leden der Kamer aan iedere lijst moeten worden toegewezen, met dien verstande, dat aan een lijstengroep, een stel gelijkluidende lijsten, of een op zich zelf staande lijst, aan welke bij de laatstgehouden verkiezing geen plaats is toegewezen, ook thans geen plaats wordt toegekend.
Het aantal aldus aan iedere lijst toegekende plaatsen wordt vervolgens verminderd met het aantal tevoren reeds aan die lijst toegekende plaatsen. De daarna voor een lijst nog overblijvende plaatsen worden vervuld door overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij Hoofdstuk V der Kieswet, bedoeld bij artikel N 19 dier wet, voor zoveel nodig, is gewijzigd met inachtneming van de opnieuw vast te stellen lijstkiesdeler. Indien een candidaat op meer dan één lijst zou moeten worden benoemd verklaard, vindt het bepaalde bij artikel N 18 der Kieswet overeenkomstige toepassing.
Met ingang van de een en twintigste dag na de benoemdverklaring van de nieuwe leden is de Kamer overeenkomstig artikel 91 samengesteld.
De nieuwe leden treden gelijktijdig met de zittende leden af.
VI: Bepalingen omtrent de uitbreiding van de Eerste Kamer
Tenzij de Eerste Kamer der Staten-Generaal inmiddels is ontbonden, heeft binnen twee maanden na de plechtige afkondiging van de verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van het aantal leden van de Kamer, een verkiezing voor een nieuwe Eerste Kamer der Staten-Generaal plaats.
Met ingang van de een en twintigste dag na de vaststelling van de uitslag dezer verkiezing treden de zittende leden af en treden de nieuw gekozen leden op.
Artikel P 2, artikel P 5 en artikel S 1, tweede lid, der Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing.
In de Kieswet worden, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen aangebracht:
-
a.In het tweede lid van artikel P 1 worden de getallen 13, 13, 12 en 12 gewijzigd in 21, 19, 17 en 18.
-
b.Het vierde lid van artikel P 1 wordt gelezen:
-
4.Om de drie jaren treden beurtelings acht en dertig leden en zeven en dertig leden van de Eerste Kamer af, namelijk beurteling de achte en dertig leden, gekozen in de provinciën Noordbrabant, Zeeland, Utrecht, Limburg, Noordholland en Friesland en de zeven en dertig leden, gekozen in de provinciën Gelderland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Zuidholland. De aftredende leden zijn dadelijk herkiesbaar.
-
-
c.Artikel P 2 wordt gelezen:
Bij de eerste ontbinding van de Eerste Kamer bepaalt het lot of de in het vierde lid van artikel P 1 bedoelde acht en dertig of zeven en dertig leden zullen aftreden met ingang van de derde Dinsdag van September in het derde kalenderjaar na de eerstvolgende derde Dinsdag in September. De leden, die dit lot niet treft, treden af met ingang van de derde Dinsdag in September in het zesde kalenderjaar na de eerstvolgende derde Dinsdag in September. De aftredende leden zijn dadelijk herkiesbaar.
-
d.In het tweede lid van artikel Q 3 wordt in plaats van de woorden "tien candidaten" gelezen: vijftien candidaten.
VII: Flevoland en Noordoostpolder
De wet regelt het toezicht op de gemeenten in door inpoldering verkregen gebieden, welke nog geen deel uitmaken van een provincie.
VIII: Overgangsbepaling omtrent het Inkomen der Koning
Zolang de in het eerste lid van artikel 22 bedoelde wet niet in werking is getreden, blijven van kracht de artikelen 22, 23, 24, 26, 28, 29 en 30 van de Grondwet naar de tekst van 1963.
IX: Status grondwetswijzigingen vóór goedkeuring door Koning
Voordat de in tweede lezing aangenomen voorstellen tot verandering in de Grondwet door de Koning worden goedgekeurd, kunnen bij de wet:
a. de aangenomen voorstellen en de ongewijzigd gebleven bepalingen van de Grondwet voor zoveel nodig aan elkaar worden aangepast:
b. de indeling in hoofdstukken, afdelingen, paragrafen en artikelen, de opschriften en de nummering van de artikelen worden gewijzigd.
Het ontwerp van een wet, houdende bepalingen als bedoeld onder a, kunnen de Kamers der Staten-Generaal niet aannemen dan met twee derden van de uitgebrachte stemmen.
X: Overgangsbepaling inzake traktementen, pensioenen en adere inkomsten van Godsdienstige gezindheden of derzelver leraars
Totdat ter zake bij wettelijke regeling een voorziening zal zijn getroffen, blijft de volgende bepaling van kracht:
De traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welke aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd.
Aan de leraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.