Artikel 134: Indiening ontwerp algemene begrotingswetten
De ontwerpen der algemene begrotingswetten worden door de Koning bij de Tweede Kamer ingediend dadelijk na het openen der gewone zitting van de Staten-Generaal, vóór de aanvang van het tijdperk, waarvoor de begrotingen moeten dienen.
Dat tijdperk mag niet langer zijn dan twee jaar.
De gemelde begrooting wordt in twee afdeelingen gesplitst; deze splitsing zal moeten plaats hebben bij de begrooting over den jare 1820, of zoo veel vroeger als de omstandigheden het toelaten.
De gemelde begrooting wordt telkens voor den tijd van twee jaren vastgesteld, en één jaar vóór den afloop van dien termijn worden de nieuwe staatsuitgaven door den Koning voorgedragen, welke aldus eenmaal vastgesteld zijnde, gedurende dien tijd blijven voortduren, ten ware inmiddels in dezelve door eene nieuwe wet veranderingen gemaakt mogten worden.
De ontwerpen der algemeene begrootingswetten worden jaarlijks van wege den Koning aan de Tweede Kamer aangeboden, dadelijk na het openen der gewone vergadering van de Staten-Generaal, vóór den aanvang van het jaar waarvoor de begrootingen moeten dienen.
De ontwerpen der algemeene begrootingswetten worden door den Koning bij de Tweede Kamer ingediend dadelijk na het openen der gewone zitting van de Staten-Generaal, voor den aanvang van het tijdperk, waarvoor de begrootingen moeten dienen.
Dat tijdperk mag niet langer zijn dan twee jaar.