Artikel 23: Zomer- en winterverblijven

22
Artikel 23
24

Den Koning worden tot deszelfs gebruik, zomer- en winterverblijven in gereedheid gebracht, voor welker onderhoud echter niet meer dan f  100.000 jaarlijks, ten laste van de Lande kunnen worden gebracht.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Ieder Lid van het Uitvoerend Bewind geniet eene Jaarwedde van twaalf duizend Guldens.

1805

Op deze Algemeene Begrooting wordt eene Post uitgetrokken, gedestineerd voor objecten, welke uit haren aard voor geene specificatie vatbaar zijn; over de bedragen van dezelve beschikt de Raadpensionaris ten dienste van den Staat, ook tot goedmaking der kosten welke worden vereischt, om den Post, welke hem is toevertrouwd, op eene waardige en betamelijke wijze te bekleeden, mitsgaders ter betaling der onkosten voor zijne particuliere Bureaux, en van de Personen daarop geëmploijeerd; zullende tot justificatie van het gebruik der gemelde Somme, alleen worden vereischt eene plegtige Verklaring, door den Raadpensionaris eigenhandig onderteekend, dat dezelve uitsluitend gestrekt hebbe voor den dienst en het belang van den Staat, en geenszins tot verrijking van Hem of de zijnen.

1806

Het Domein van de Kroon zal bestaan:

In de eerste plaats: uit een Paleis in den Haag, het geen tot verblijf van het Koninklijke Huis bestemd zal zijn.

In de tweede plaats: uit het Paleis in het Haagsche Bosch.

In de derde plaats: uit het Domein van Soestdijk.

In de vierde plaats: uit een Inkomen van vijfmaal honderd duizend Guldens in vaste Goederen.

De Wet van den Staat verzekert daar en boven aan den Koning, eene Jaarlijksche Somme van vijftien maal honderd duizend Guldens Hollandsch Courant Geld, iedere Maand bij twaalfde gedeelte te betalen.

1814

De Souvereine Vorst geniet een jaarlijksch inkomen van vijftien maal honderd duizend gulden, op de wijze bij de twee volgende artikelen bepaald en er wordt wijders een behoorlijk zomer- en winter-verblijf voor Hem in gereedheid gebragt en onderhouden.

1815: art 32, 1840: art 31, 1848: art 28, 1887: art 25, 1917: art 25
1922

Den Koning worden tot deszelfs gebruik, zomer- en winterverblijven in gereedheid gebracht, voor welker onderhoud echter niet meer dan f  100.000 jaarlijks, ten laste van den Lande kunnen worden gebracht.

1938: art 23, 1948: art 23, 1953: art 23, 1956: art 23, 1963: art 23
1972