Artikel 104: Ministers hebben zitting in beide Kamers
De ministers hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben als zodanig alleen een raadgevende stem. Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de ambtenaren, daartoe door hen aangewezen.
Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verlenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van de Staat.
Zij kunnen door elk der Kamers worden uitgenodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.
Hetzelve dient, aan beide de Kamers van het Vertegenwoordigend Lichaam, van consideratiën en advies, of ook van berigt, in alle gevallen, waarin zulks van hetzelve gevorderd word.
De Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleenlijk eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.
De hoofden der ministeriële departementen hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.
Zij geven aan de Kamers, het zij mondeling, het zij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang en de zekerheid van het Rijk, de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen.
Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.
De hoofden der ministerieele departementen hebben zitting in de beide Kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn. Zij kunnen zich in de vergadering doen bijstaan door de ambtenaren, daartoe door hen aangewezen.
Zij geven aan de Kamers, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van den Staat.
Zij kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.
De ministers en de staatssecretarissen geven aan de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang van de staat.
De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.