Artikel 198: Oppertoezicht Waterstaat
De Koning heeft het oppertoezicht over alles wat de waterstaat betreft, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden betaald uit 's Rijks kas of op een andere wijze gevonden.
Ter bevordering van den Landbouw en Koophandel, zorgt het Vertegenwoordigend Lichaam, dat zoodanige Rivieren, Vaarten en Doorsnijdingen gemaakt worden, als zullen dienen, om de woeste Gronden ten voordeele der Republiek te bereiden.
Bijzonderlijk zal zulks plaats grijpen, ten opzichte van de Rivieren de Dommel en de Aa; zullende die bevaarbaar gemaakt worden, opwaards de eerste van den Bosch tot Eindhoven, en de laatste van den Bosch tot Helmond, als mede de Rhun of de Lij tot Oosterwijk.
Ter volvoering van dit ontwerp, zal uit 's Lands Kas, jaarlijks, besteed worden eene som van ten minsten vierhonderd-Duisend Guldens, tot zoo lang de gemelde Rivieren bevaarbaar zullen wezen.
Dezelve zorgen dat de aan te leggen Werken, noch het bevaren der Rivieren of Zeegaten, noch ook de belangen der Ingezetenen van eenig ander Departement benadeelen of hinderlyk zyn, en gedragen zich daar omtrent naar de bevelen van het Staats-Bewind. Zij zenden dadelyk na het arresteeren van eenig werk, de opgave van het zelve aan het Staats-Bewind, en zorgen, dat zulks mede geschiede door alle Collegiën, opzicht hebbende over eenige Zee-, Rivier- of Dyk-Werken.
De Waterstaat blijft een der eerste nationale belangen en wordt bestuurd door eene bijzondere administratie, ter benoeming en onder het opzigt van den Souvereinen Vorst.
De Koning doet het algemeene bestuur van den waterstaat, wegen en bruggen, uitoefenen op zoodanige wijze als Hij meest geschikt zal oordeelen.
De Koning heeft het oppertoezigt over alles wat betreft den waterstaat, de wegen en bruggen daaronder begrepen, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden betaald uit 's Lands kas of op eene andere wijze gevonden.