Zesde Afdeling. Van de macht des Konings.
Inhoudsopgave van deze pagina:
- 55: Koning is onschendbaar, ministers zijn verantwoordelijk
- 56: Uitvoerende macht
- 57: Algemene maatregelen van bestuur
- 58: Opperbestuur buitenlandse betrekkingen
- 59: Geschillen met vreemde Mogendheden; Oorlogverklaring
- 60: Sluiten en bekrachtigen verdragen
- 61: Oppergezag over zee- en landmacht; benoeming en ontslag officieren; pensioenen
- 62: Opperbestuur over Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen; Algemeen bestuur; Verslag
- 63: Staatsinrichting Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
- 64: Toetsing verordeningen voor Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
- 65: Opperbestuur der algemene geldmiddelen; Bezoldiging ambtenaren
- 66: Recht van de Munt; Beeldtenis
- 67: Adeldom; verbod op aannemen vreemde adeldom
- 68: Ridderorden
- 69: Vreemde orden
- 70: Gratie
- 71: Dispensatie
- 72: Geschillen tussen Provinciën, Gemeenten en Waterschappen
- 73: Voordracht wetsontwerpen; besluit over voorstellen van de Staten-Generaal
- 74: Formulier afkondiging der wetten
- 75: Ontbinding Kamers der Staten-Generaal
55: Koning is onschendbaar, ministers zijn verantwoordelijk
De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.
56: Uitvoerende macht
De uitvoerende macht berust bij de Koning.
57: Algemene maatregelen van bestuur
Door de Koning worden algemene maatregelen van bestuur vastgesteld.
Bepalingen, door straffen te handhaven, worden in die maatregelen niet gemaakt, dan krachtens de wet.
De wet regelt de op te leggen straffen.
58: Opperbestuur buitenlandse betrekkingen
De Koning heeft het opperbestuur der buitenlandse betrekkingen.
59: Geschillen met vreemde Mogendheden; Oorlogverklaring
De Koning tracht geschillen met vreemde Mogendheden op te lossen door rechtspraak en andere vreedzame middelen. Hij verklaart geen oorlog dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal.
60: Sluiten en bekrachtigen verdragen
De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden.
Tenzij de Koning zich de bevoegdheid tot het bekrachtigen van het verdrag bij de wet heeft voorbehouden, wordt een verdrag niet bekrachtigd, dan nadat het door de Staten-Generaal is goedgekeurd.
Toetreding tot en opzegging van verdragen geschiedt door de Koning alleen krachtens de wet.
Andere overeenkomsten met vreemde Mogendheden worden zo spoedig mogelijk aan de Staten-Generaal medegedeeld.
61: Oppergezag over zee- en landmacht; benoeming en ontslag officieren; pensioenen
De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmacht.
De militaire officieren worden door hem benoemd. Zij worden door hem bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen.
De pensioenen worden door de wet geregeld.
62: Opperbestuur over Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen; Algemeen bestuur; Verslag
De Koning heeft het opperbestuur over Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
Voor zoveel niet bij de Grondwet of bij de wet bepaalde bevoegdheden aan de Koning zijn voorbehouden, wordt het algemeen bestuur in naam des Konings uitgeoefend in Indonesië door de Gouverneur-Generaal en in Suriname en de Nederlandse Antillen door de Gouverneurs, op de wijze door de wet te regelen.
De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag geven van bestuur en staat van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
63: Staatsinrichting Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
De staatsinrichting van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen wordt door de wet vastgesteld; andere onderwerpen worden door de wet geregeld, zodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan. Behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen wordt, op de wijze bij de wet te regelen, het vertegenwoordigend lichaam van het betrokken gebied gehoord.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel wordt de regeling van de inwendige aangelegenheden van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen overgelaten aan aldaar gevestigde organen, op de wijze bij de wet vast te stellen, tenzij bij de wet de bevoegdheid tot regeling van bepaalde onderwerpen of voor bepaalde gevallen aan de Koning is voorbehouden.
64: Toetsing verordeningen voor Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen
De verordeningen, vastgesteld door de in het tweede lid van het vorige artikel bedoelde organen, kunnen op grond van strijd met de Grondwet, met de wet of met het algemeen belang bij de wet worden vernietigd.
Zodanige verordeningen kunnen door de Koning worden geschorst op de wijze bij de wet te bepalen.
65: Opperbestuur der algemene geldmiddelen; Bezoldiging ambtenaren
De Koning heeft het opperbestuur van de algemene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle colleges en ambtenaren, die uit 's Rijks kas worden betaald.
De wet regelt de bezoldiging van de Raad van State, van de Algemene Rekenkamer en van de rechterlijke macht.
De Koning brengt de bezoldigingen op de begroting der Rijksuitgaven.
De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld.
66: Recht van de Munt; Beeldtenis
De Koning heeft het recht van de munt. Hij vermag zijn beeldtenis op de muntspeciën te doen stellen.
67: Adeldom; verbod op aannemen vreemde adeldom
De Koning verleent adeldom.
Vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen.
68: Ridderorden
Ridderorden worden door een wet, op het voorstel des Konings, ingesteld.
69: Vreemde orden
Vreemde orden, waaraan geen verplichtingen verbonden zijn, mogen worden aangenomen door de Koning en, met Zijn toestemming, door de Prinsen van zijn Huis.
In geen geval mogen andere Nederlanders, of vreemdelingen, die in Nederlandse Staatsdienst zijn, vreemde ordetekenen, titels, rang of waardigheid aannemen, zonder bijzonder verlof van de Koning.
70: Gratie
De Koning heeft het recht van gratie van straffen door rechterlijk vonnis opgelegd.
Hij oefent dat recht uit na het advies te hebben ingewonnen van de rechter daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.
Amnestie of abolitie worden niet dan bij een wet toegestaan.
71: Dispensatie
Dispensatie van wetsbepalingen kan door de Koning slechts worden verleend met machtiging van de wet.
De wet, welke deze machtiging verleent, noemt de bepalingen, waarover de bevoegdheid tot dispensatie zich uitstrekt.
Dispensatie van bepalingen van algemene maatregelen van bestuur is toegelaten voor zover de Koning zich de bevoegdheid daartoe bij de maatregel uitdrukkelijk heeft voorbehouden.
72: Geschillen tussen Provinciën, Gemeenten en Waterschappen
De geschillen tussen provinciën onderling; provinciën en gemeenten; gemeenten onderling; alsmede tussen provinciën of gemeenten en waterschappen, veenschappen en veenpolders; niet behorende tot die, vermeld in artikel 160 of tot die, waarvan de beslissing krachtens artikel 161 is opgedragen aan de gewone rechter of aan een college, met administratieve rechtspraak belast, worden door de Koning beslist.
73: Voordracht wetsontwerpen; besluit over voorstellen van de Staten-Generaal
De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet voor en doet hun zodanige andere voorstellen als hij nodig acht.
Hij heeft het recht de door de Staten-Generaal aangenomen wetsontwerpen al of niet goed te keuren.
74: Formulier afkondiging der wetten
De wijze van afkondiging der wetten en der algemene maatregelen van bestuur en het tijdstip waarop zij aanvangen verbindende te zijn, worden door de wet geregeld.
Het formulier van afkondiging der wetten is het volgende:
"Wij enz. Koning der Nederlanden, enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat enz."
(De beweegredenen der wet).
"Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze enz."
(De inhoud der wet.)
"Gegeven, enz. "
Ingeval een Koningin regeert of het Koninklijk gezag door een Regent of door de Raad van State wordt waargenomen, wordt de daardoor nodige wijziging in dit formulier gebracht.
75: Ontbinding Kamers der Staten-Generaal
De Koning heeft het recht om de Kamers der Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden.
Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens de last in tot het verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig dagen, en tot het samenkomen der nieuw verkozen Kamers binnen drie maanden.
De wet kan voor de na een ontbinding gekozen Kamers een andere zittingduur dan in de artikelen 88 en 94 is bepaald, vaststellen.
De Raad van State, het Koninklijk gezag waarnemende, oefent het recht van ontbinding niet uit.