Artikel 28: Inkomen Prins van Oranje; Inkomen Prinses-Weduwe

27
Artikel 28
29

De Prins van Oranje geniet uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000, te rekenen van den tijd, dat hij den ouderdom van achttien jaren heeft vervuld.

Dit inkomen wordt gebracht op 400.000 na het aangaan van een huwelijk, waartoe bij de wet toestemming is verleend.

Na het overlijden van den Prins van Oranje geniet de Prinses-Weduwe uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van f  200.000 gedurende haar weduwlijken staat.

1.

Ontwikkeling artikel

1814

De Erfprins ontvangt in deze hoedanigheid uit 's Lands kas eene jaarlijksche som van honderd duizend gulden, te rekenen van den tijd, dat Hij den ouderdom van achttien jaren zal hebben bereikt.

1815

De Prins van Oranje geniet als zoodanig uit 's Lands kas een jaarlijksch inkomen van 100 000 te rekenen van den tijd dat hij den ouderdom van achttien jaren zal hebben vervuld; dit inkomen wordt gebragt op f  200 000 na het voltrekken van een huwelijk, overeenkomstig artikel 13 i, dezer Grondwet.

1840: art 36, 1848: art 33, 1887: art 30, 1917: art 30
1922

De Prins van Oranje en de dochter des Konings, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, genieten als zoodanig uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van f  280.000, te rekenen van den tijd, dat zij den ouderdom van achttien jaren hebben vervuld; dit inkomen wordt gebracht op f  400.000 na het voltrekken van een huwelijk, waartoe bij de wet toestemming is verleend.

De Prinses behoudt haar inkomen, ingeval later een Prins van Oranje geboren wordt.

1938

De Prins van Oranje geniet uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van 200.000, te rekenen van den tijd, dat hij den ouderdom van achttien jaren heeft vervuld.

Dit inkomen wordt gebracht op 400.000 na het aangaan van een huwelijk, waartoe bij de wet toestemming is verleend.

Na het overlijden van den Prins van Oranje geniet de Prinses-Weduwe uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van f  200.000 gedurende haar weduwlijken staat.

1948: art 28, 1953: art 28, 1956: art 28, 1963: art 28
1972