Artikel III: Opheffing heerlijke regten; Schadeloosstelling

II
Artikel III
IV

De heerlijke regten betreffende voordragt of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen zijn afgeschaft.

De opheffing der overige heerlijke regten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Alle eigenlijk gezegde Heerlijke Regten en Tituls, waardoor aan een bijzonder Persoon of Lichaam zou worden toegekend eenig gezag omtrent het Bestuur van zaken in eenige Stad, Dorp of Plaats, of de aanstelling van deze of gene Ambtenaaren binnen dezelve, worden, voor zoo verr' die niet reeds niet de daad zijn afgeschaft, bij de aanneming der Staatsregeling, zonder eenige schaêvergoeding, voor altijd vernietigd.

1801

Alle algemeene Wetten en bepalingen, welke sedert het begin van den Jare 1795 gederogeerd hebben aan de waarde van Eigendommen of wettig verkregen Bezittingen, zyn aan herziening onderworpen. Een ieder die door dezelve benadeeld is geworden, kan zich deswegen aan het Staats-Bewind vervoegen, het welk, naar bevind van zaken de afschaffing of verbetering van die Wetten, alsmede eene billyke schadeloosstelling, voordraagt aan het Wetgevend Lichaam.

1805

Alle algemene Wetten en Bepalingen, welke sedert den jare 1795 hebben gedrogeerd aan de pecuniële waarde van Eigendommen of wettige verkregene Bezittingen zijn aan herziening onderworpen. De vertogen, uit dit artikel voortvloeijende, kunnen geen onderwerp van regtelijk onderzoek uitmaken. Ieder die door dezelve Wetten is benadeeld geworden, kan zich deswegens aan den Wetgever vervoegen, die, naar bevind van zaken en op de meest billijke wijze, op de bovengemelde verzoeken zal dipsoneeren.

1848

De heerlijke regten betreffende voordragt of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen zijn afgeschaft.

De opheffing der overige heerlijke regten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.

1887

De heerlijke regten betreffende voordragt of aanstelling van personen tot openbare of kerkelijke betrekkingen zijn afgeschaft.

De opheffing der overige heerlijke regten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.

1917: art III, 1922: art III, 1938: art I, 1948: art I, 1953: art I, 1956: art I, 1963: art I, 1972: art I