Artikel 7: Voorlopig kiesreglement

6
Artikel 7
1

Bevat het voorlopig kiesreglement.

[Het voorlopig kiesreglement was een overgangsmaatregel, strekkende om aanstonds nieuwe Kamers te doen kiezen, die zich allereerst zouden bezighouden met de voor te stellen Kieswet. Krachtens dit reglement werden in elk van de 68 kiesdistricten een lid voor de Tweede Kamer en twee kandidaten voor het lidmaatschap van de Eerste Kamer gekozen; uit de aldus verkregen 136 kandidaten voor de Eerste Kamer werden er door de Koning 39 tot lid benoemd. Deze afwijking van artikel 78 i van de Grondwet werd gemaakt, omdat er nog geen volgens het nieuwe stelsel gekozen Provinciale Staten bestonden.]

1.

Ontwikkeling artikel

1848

Bevat het voorlopig kiesreglement.

[Het voorlopig kiesreglement was een overgangsmaatregel, strekkende om aanstonds nieuwe Kamers te doen kiezen, die zich allereerst zouden bezighouden met de voor te stellen Kieswet. Krachtens dit reglement werden in elk van de 68 kiesdistricten een lid voor de Tweede Kamer en twee kandidaten voor het lidmaatschap van de Eerste Kamer gekozen; uit de aldus verkregen 136 kandidaten voor de Eerste Kamer werden er door de Koning 39 tot lid benoemd. Deze afwijking van artikel 78 i van de Grondwet werd gemaakt, omdat er nog geen volgens het nieuwe stelsel gekozen Provinciale Staten bestonden.]

1887: art VII
1917

Met afwijking van bovenstaand artikel II i, wordenin de Kieswet, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:

Artikel 1 wordt gelezen als volgt, enz.

1922

De in dit artikel opgenomen veranderingen in de Kieswet zijn sedert in den tekst dezer wet (laatstelijke gewijzigd bij de wet van 13 Januari 1922, ( Staatsblad no. 4)) opgenomen.

1956

Tenzij de Tweede Kamer der Staten-Generaal inmiddels is ontbonden, worden binnen twee maanden na de plechtige afkondiging van de verandering in de Grondwet, strekkende tot uitbreiding van het aantal leden van de Kamer, op een door de Koning te bepalen dag, ter vervulling van de nieuwe plaatsen, door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal overeenkomstig de navolgende bepalingen vijftig nieuwe leden benoemd verklaard.

Het centraal stembureau stelt, op grondslag van de cijfers der laatstgehouden verkiezing van de Tweede Kamer, vast, hoeveel plaatsen met het hoog op het vergrote aantal leden der Kamer aan iedere lijst moeten worden toegewezen, met dien verstande, dat aan een lijstengroep, een stel gelijkluidende lijsten, of een op zich zelf staande lijst, aan welke bij de laatstgehouden verkiezing geen plaats is toegewezen, ook thans geen plaats wordt toegekend. Het aantal aldus aan iedere lijst toegekende plaatsen wordt vervolgens verminderd met het aantal tevoren reeds aan die lijst toegekende plaatsen. De daarna voor een lijst nog overblijvende plaatsen worden vervuld door overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij Hoofdstuk V der Kieswet, bedoeld bij artikel N 19 dier wet, voor zoveel nodig, is gewijzigd met inachtneming van de opnieuw vast te stellen lijstkiesdeler. Indien een candidaat op meer dan één lijst zou moeten worden benoemd verklaard, vindt het bepaalde bij artikel N 18 der Kieswet overeenkomstige toepassing.

Met ingang van de een en twintigste dag na de benoemdverklaring van de nieuwe leden is de Kamer overeenkomstig artikel 91 i samengesteld.

De nieuwe leden treden gelijktijdig met de zittende leden af.

1963: art V, 1972: art V