Artikel 143: Mandaat: uitvoering van wetten
De Staten worden belast met de uitvoering der wetten opzigtelijk de bescherming der verschillende godsdienstige gezindheden en derzelver uitwendige eeredienst, het openbaar onderwijs en armbestuur, de aanmoediging van den landbouw, den koophandel, de fabrijken en trafijken, en voorts omtrent alle andere zaken tot de algemeene belangen betrekkelijk, welke aan hen te dien einde door den Koning worden toegezonden.
Het Uitvoerend Bewind bedient zig, ter volbrenging zijner verschillende werkzaamheden, van de volgende agt Agenten, als:
Eén van Buitenlandsche Betrekkingen;
Eén van Marine;
Eén van Oorlog;
Eén van Financie;
Eén van Justitie;
Eén van inwendige Policie en toezigt op den staat, van Dijken, Wegen en Wateren;
Eén van Nationaale Opvoeding, waaronder begrepen is de Geneeskundige Staatsregeling, de vorming der Nationaale Zeden, en de bevordering van het openbaar Onderwijs, en van Konsten en Wetenschappen;
Eén van Nationaale Oeconomie, zig uitstrekkende tot Koophandel, Zeevaart, Visscherijen, Fabrieken, Trafieken, Landbouw, en alle andere middelen van bestaan.
De Departementale Bestuuren hebbende aanstelling der Leden van derzelver Gerechtshoven, en voorts van alle Amptenaren en Bedienden tot de huishoudelyke Administratie der Departementen benodigd; zij hebben mede het toezigt over het behoorlijk onderhoud van alle Dyken, Waterwerken, Wegen, Bruggen en dergelyken, welke door onderscheidene gemeenten, Collegiën of Particulieren onderhouden of bekostigd moeten worden.
De Departementale Besturen zijn belast met het doen uitoefenen der Wetten en bevelen, welke aan hun van wegens het Gouvernement worden gegeven.
Dezelve Staten worden belast met de uitvoering der wetten en bevelen omtrent de bevordering van godsdienst, openbaar onderwijs en armbestuur, de aanmoediging van den landbouw, den koophandel, de fabrieken en trafieken, en voorts omtrent alle andere zaken tot de algemeene belangen betrekkelijk, welke aan hen, te dien einde, door den Souvereinen Vorst worden toegezonden.
De Staten worden belast met de uitvoering der wetten en koninklijke bevelen, betrekkelijk tot die takken van algemeen binnenlandsch bestuur, welke de wet zal aanwijzen, en zoodanige andere bovendien, welke de Koning goedvindt hun op te dragen.
Wanneer de wetten of de algemeene maatregelen van bestuur het vorderen, verleenen de Staten hunne medewerking tot uitvoering daarvan.