Artikel 95: Leden der Staten Provinciaal, in de Staten-Generaal geroepen wordende, houden op Leden der Staten-Provinciaal te zijn
Leden van provinciale Staten in eene der Kamers van de Staten-Generaal zitting nemende, houden op tot de provinciale Staten te behooren.
Aan geen der Leden van dit Lichaam word, geduurende den tijd zijner zitting, eenig Ambt of Bediening opgedragen.
De Leden van de Departementale Besturen, de Secretarissen van Staat, de Leden van den Staatsraad, van den Raad van Financiën en van de Geregtshoven, vermogen geene zitting te nemen in de Vergadering van Hun Hoog Mogenden, dan na alvorens afstand te hebben gedaan van de Posten, Welke zij bij hunne benoeming bekleedden.
De Leden van Hun Hoog Mogenden mogen te gelijker tijd, noch Ministers van Staat, noch effectieve Leden van den Staatsraad, noch van eenig Nationaal Collegie, noch Leden van een Departementaal Bestuur, Raad van Financiën of eenig Geregtshof zijn, noch te gelijker tijd een der voorname comptabele of andere hooge Ambten bekleeden.
De leden der Staten Generaal kunnen niet te gelijk zijn leden van eenig regterlijk kollegie of van de Rekenkamer, noch ook eenigen aan den Lande comptabelen post bekleeden.
De leden der Staten Provinciaal, in de Staten Generaal geroepen wordende, houden op leden der Staten Provinciaal te zijn.
Voorts kunnen tot de Staten Generaal niet benoemd worden Zee- of Land-Officieren, welke eenen minderen rang dan dien van Hoofdofficier hebben. Geene der andere hooge ambtenaren zijn van die benoeming uitgesloten.
Leden van provinciale Staten in eene der Kamers van de Staten-Generaal zitting nemende, houden op tot de provinciale Staten te behooren.