Artikel 84: Zittingsduur; Roulatie Leden Tweede Kamer
De leden dezer Kamer hebben zitting gedurende drie jaren. Een derde van hen valt jaarlijks uit, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallende zijn dadelijk weder verkiesbaar.
Jaarlijks treed een derde gedeelte (of hetgeen daarbij het naaste komt) van het volle getal der Leden van het Vertegenwoordigend Lichaam af, en word vervangen door een gelijk getal nieuwe Leden, gekozen op den, bij het Reglement LETTER B, bepaalden tijd en wijze, door die Districten, voor welken de in dat jaar aftredenden opgekomen waren.
Het Wetgevend Lichaam vergadert gewoonlyk tweemaal in het Jaar, en wel bepaaldelyk van den 15 April tot den 1 Juny, en van den 15 October tot den 15 December; en buitengewoon zoo dikwyls hetzelve zulks nodig oordeelt of door het Staats-Bewind wordt samengeroepen.
Hetzelve houdt zyne zittingen in de residentie van het Staats-Bewind. Jaarlyks op den 1 Juny gaat een derde gedeelte van deszelfs Leden af, te beginnen met den jaare 1802.
De Leden van het Wetgevend Lichaam genieten eene jaarwedde van f 4000 : 0 : 0 zonder meer, moeten den ouderdom van dertig jaaren bereikt hebben, en voords alle vereischten bezitten, welke bij Art. 29 i voor de Leden van het Staats-Bewind zijn vastgesteld.
De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden vergaderen gewoonlijk tweemaal in het jaar, en wel bepaaldelijk van den 15 April tot den eersten Junij , en van den eersten December tot den 15 Januarij. Dezelve kunnen door den Raadpensionaris buitengewoon worden zamengeroepen, zoo dikwerf als Hij zulks zal goedvinden.
Het Wetgevend Ligchaam vergadert gewoonlijk eenmaal in het jaar, en wel bepaaldelijk op den derden Dinsdag in de maand November; de Vergadering blijft twee maanden bij elkander.
De Vergadering kan door den Koning buitengewoon worden bijeengeroepen, zoo dikwerf Zijne Majesteit zulks zal goedvinden.
Op den eersten dag van iedere gewone Zitting treedt het oudste vijfde gedeelte der Leden van de Vergadering van Hun Hoog Mogenden af.
De eerste aftreding zal in 1807 plaats hebben, en wordt door het Lot bepaald. De aftredende Leden zijn altijd weder verkiesbaar.
Zij hebben zitting gedurende drie jaren. Een derde van hen valt jaarlijks uit volgens een daarvan te maken rooster.
De eerste aftreding zal plaats hebben met den 1 November 1817. De uitvallende zijn dadelijk weder verkiesbaar.
De leden dezer Kamer hebben zitting gedurende drie jaren. Een derde van hen valt jaarlijks uit, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallende zijn dadelijk weder verkiesbaar.
De leden der Tweede Kamer hebben zitting gedurende vier jaren.
De helft van hen valt om de twee jaren uit, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallenden zijn dadelijk weder verkiesbaar.
De leden der Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren.
Zij treden tegelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar.
-
1.De zittingsduur van beide kamers is vier jaren.
-
2.Indien voor de provinciale staten bij de wet een andere zittingsduur dan vier jaren wordt vastgesteld, wordt daarbij de zittingsduur van de Eerste Kamer in overeenkomstige zin gewijzigd.