Vijfde Afdeeling. Van de inhuldiging des Konings.
Inhoudsopgave van deze pagina:
51: Beëdiging en inhuldiging
De Koning wordt bij het aanvaarden der Regering plegtiglijk beëedigd en ingehuldigd, binnen de stad Amsterdam, in eene openbare en vereenigde zitting der beide kamers van de Staten-Generaal.
52: Beëdigingsceremonie; Eed
In deze openbare vergadering wordt aan den Koning de geheele Grondwet voorgelezen, en daarna door Denzelven de volgende eed afgelegd:
"Ik zweer aan het Nederlandsche Volk, dat ik de Grondwet des Rijks, steeds zal onderhouden en handhaven, en dat ik daarvan bij geene gelegenheid en onder geen voorwendsel hoegenaamd, zal afwijken of gedoogen dat daarvan afgeweken worde.
Ik zweer wijders, dat ik de onafhankelijkheid van het Rijk en de geheele uitgestrektheid van deszelfs grondgebied met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en de regten van alle mijne onderdanen en van ieder derzelven zal beschermen en beveiligen, en tot instandhouding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart, alle middelen zal aanwenden,welke de wetten ter mijner beschikking stellen, zoo als een goed Koning schuldig is en behoort te doen.
Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!"
53: Plegtige verklaring Leden Staten-Generaal
Na het afleggen van den voormelden eed, wordt de Koning in dezelfde openbare vergadering ingehuldigd bij de Staten-Generaal, welker Voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd beëedigd wordt:
"Wij zweren, in den naam van het Volk der Nederlanden, dat wij, krachtens de Grondwet van dezen Staat, U als Koning hulden en ontvangen; dat wij de regten Uwer Kroon zullen bewaren en onderhouden, U getrouw en gedienstig zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon en van Uwe Koninklijke waardigheid; wij zweren voorts alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!"
54: Hulde Staten der Provinciën of Landschappen aan ingehuldigde Vorst
Na dat deze beëediging en inhuldiging door den Koning zijn gebragt ter kennisse van de Staten der provinciën, brengen deze aan Hem hunne hulde toe, in maniere als volgt:
"Wij zweren dat wij U, den wettigen Koning der Nederlanden, steeds gehouw en getrouw zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon, en van Uwe Koninklijke waardigheid; dat wij achtervolgens de verpligtingen ons bij de Grondwet opgelegd, de bevelen door U, of van Uwentwege aan ons gegeven, zullen gehoorzamen; voorts alle Uwe dienaren en raden in de nakoming van dezelve zullen helpen en bijstaan, en wijders alles zullen doen wat getrouwe onderdanen schuldig zijn en behooren te doen.
Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!"
De Staten der Provinciën brengen deze schriftelijke verklaring aan den Koning over, door eene plegtige bezending van eenige leden uit hun midden.