Artikel 195: Koning houdt toezicht over de voor openbare Godsdienst toegestane penningen
De Koning zorgt dat de toegestane penningen die voor de openbare Godsdienst uit 's Lands kas worden betaald, tot geene andere einden besteed worden, dan waartoe dezelven bestemd zijn.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Sire! Wij mogen vrijmoediglijk aan Uwe Majesteit verklaren dat wij in de overdenking en behandeling der rechten van de Kroon nooit uit het oog verloren hebben, hoezeer de vrijheid en de regten des volks U ter harte gaan; wij zijn overtuigd, dat de ontworpen grondwet aan den Vorst al het gezag geeft, hetwelk uit het wezen onzer regeringsvorm voortvloeit, door de uitgestrektheid van het grondgebied geboden, en dat tot eene steeds werkzame en vaste bestemming van aller regten, en aller belangen vereischt wordt. Wij hebben echter gemeend hier en daar bepalingen te maken, welke wij ons verzekerd houden, dat Uwe Majesteit zelve zal willen gesteld zien voor eene Monarch in latere tijden, die het ongeluk had niet geheel aan Uwe Majesteit te kunnen vergeleken worden.
Verschillende godsdienstige gezindheden zijn in de Vereenigde Nederlanden zamengekomen, en derwaarts gelokt door de zachtheid der wetten en de bescherming der regering: zij blijft dezelfde (art. 151 [?]).
Welligt was er geene andere bepaling noodig geweest, en had men aan Uwe Majesteit geheel kunnen overlaten om naar de inspraak des harten voor de leeraars van den Godsdienst te zorgen. Dan wij meenden, dat de grondwet voor Uwe opvolgers ten pligt moest maken, Uwe edele gevoelens over te nemen, en dat zij daarenboven de verzekering geven moest dat nooit eenige gezindheid eene andere in de beoefening van zijne eerdienst storen kon, door stellig te verklaren, dat de staatswet aan allen gelijke bescherming verleent (art. 193-198 [190-196]).
Onverminderd het regt en de gehoudenis van den Souvereinen Vorst, om zoodanig toezigt over alle de godsdienstige gezindheden uitteoefenen, als voor de belangen van den Staat dienstig zal bevonden worden, heeft Dezelve bovendien in het bijzonder het regt van inzage en beschikking omtrent de inrigtingen van die gezindheden, welke, volgens een der voorgaande artikelen, eenige betaling of toelage uit 's Lands kas genieten.
De Koning zorgt dat de toegestane penningen die voor de openbare Godsdienst uit 's Lands kas worden betaald, tot geene andere einden besteed worden, dan waartoe dezelven bestemd zijn.