Artikel 62: Stemmingen zonder last of ruggespraak

61
Artikel 62
63

Alle de leden der Staten Generaal stemmen voor zich zelven en zonder last van of ruggespraak met de vergadering, door welke zij benoemd zijn.

Bij het aanvaarden hunner functiën doen zij, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den navolgenden eed:

"Ik zweer, (belove) dat ik eerst en boven al de grondwet der Vereenigde Nederlanden zal onderhouden en handhaven; dat ik wijders de onafhankelijkheid van den Staat, de vrijheid en de welvaart van deszelfs Ingezetenen, met alle mijne krachten, bevorderen zal, zonder aanzien van provinciale of van eenige andere dan algemeene belangen.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. "

Zij worden tot dien eed toegelaten, na alvorens te hebben afgelegd den volgenden eed van zuivering:

"Ik zweer, (verklaar) dat ik, om tot lid van de vergadering der Staten Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geene personen, 't zij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven heb beloofd of gegeven, nochte beloven of geven zal.

Ik zweer, (belove) dat ik mij exactelijk zal gedragen naar den inhoud van het plakkaat bij de Staten Generaal op den 10 December 1715, tegen het geven en nemen van verboden giften, gaven en geschenken, gearresteerd.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. "

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Staatscourant

In zoo ver als de Staten-Generaal deelnemen aan de Souvereiniteit, doen zij dit zonder rugspraak ofschoon niet zonder verantwoordelijkheid. De afgevaardigden in de vergadering worden gekozen door de Staten der Provintiën; de Staten der Provintiën bestaan grootendeels uit afgevaardigden van de steden, en de stedelijke regeringen worden aangevuld door de burgerij. Zoo dat de verantwoordelijkheid nederdaalt tot het volk toe, hetwelk de eerste keuze doet. Een geest van republikeinsche aristocratie mogt dit beletten; onder eene bepaalde Souvereiniteit kan het vrij geschieden.

Dringt men in den geest van de Grondwet, zoo zal men ook gewaar worden, dat alle deze onderscheiden deelen, ten einde tot een groot en heilzaam oogmerk zamen te werken, in de naauwste betrekkingen tot elkanderen gebragt zijn. De Souvereine Vorst en de Staten-Generaal kunnen weinig zonder elkanderen doen.

  • De Souvereine Vorst staat tot elke provintie in dezelfde betrekking, als voorheen de Stadhouder;
  • de Staten der provintiën benoemen de leden van de Staten-generaal; de Staten-generaal dragen de uitvoering van alle wetten, rakende het inwendig bestuur, aan de staten de provintiën op; ontvangen allerhande voordragten van dezelven, en trachten de geschillen tusschen dezelven bij te leggen;
  • alle de familiën, die tot aanzien komen, kunnen in den adel en in de ridderschappen gebragt worden.

Deze wederkeerige betrekkingen bepalen zich niet tot de vergaderingen, kollegiën en familiën alleen; zij strekken zich zelfs uit tot bijzondere personen. De leden van de Staten-generaal kunnen genomen worden uit allerlei standen, uit allerlei kollegiën, uit het huis van den Souvereinen Vorst, uit de vloot en het leger; zoodat het slechts van de Staten der provintiën die ze benoemen afhangt, om den bloem der geheele natie in de Staten-generaal te brengen, en om alle mogelijke kunde en talenten in dei vergadering te verëenigen. Hetzelve kan in het vervolg waar gemaakt worden van de Staten der provintiën; de Grondwet behelst niets strijdigs daarmede; zij laat er, in alle opzigten, de deur toe open; de Staten der provintiën, de Ridderschappen, de steden, kunnen alle zoodanige verbeteringen in hunne constitutiën brengen, als zij met den tijd zullen goedvinden.

Uit dit zamenvloeijen in de Staten-generaal en in de Staten der provintiën van menschen, uit alle standen, edellieden, stedelijke regenten, regters, militairen, kooplieden, hoflieden, spruit natuurlijk voort een gemeenzame omgang, een vriendschap, eene mededeeling van denkbeelden, die al wat, om reden van orde, van regelmatigheid, heeft moeten afscheiden worden, wederom verëenigt, met banden van onderlinge genegenheid aan elkander hecht, en eenen zin voor Vaderland, eenen public spirit door alle de klassen van ingezetenen verspreidt, en in alle de gemoederen opwekt.

2.

Ontwikkeling artikel

1798

Geen Lid van dit Lichaam vertegenwoordigt, immer, eenig afzonderlijk gedeelte des Volks, noch ontvangt eenen bijzonderen Lastbrief i.

1805

De Leden der vergadering van Hunne Hoog Mogenden brengen hoofdelijk hunne stem uit, zonder eenigen last te ontvangen van, of ruggespraak te houden met hun Departement. Zij zijn wegens hun gedrag, in de Vergadering van Hun Hoog Mogenden gehouden, aan de Departementale Besturen geene verantwoording schuldig.

1806

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden brengen hoofdelijk hunne stem uit, en stemmen zonder eenigen last, van wie het ook zij, te ontvangen.

1814

Alle de leden der Staten Generaal stemmen voor zich zelven en zonder last van of ruggespraak met de vergadering, door welke zij benoemd zijn.

Bij het aanvaarden hunner functiën doen zij, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den navolgenden eed:

"Ik zweer, (belove) dat ik eerst en boven al de grondwet der Vereenigde Nederlanden zal onderhouden en handhaven; dat ik wijders de onafhankelijkheid van den Staat, de vrijheid en de welvaart van deszelfs Ingezetenen, met alle mijne krachten, bevorderen zal, zonder aanzien van provinciale of van eenige andere dan algemeene belangen.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. "

Zij worden tot dien eed toegelaten, na alvorens te hebben afgelegd den volgenden eed van zuivering:

"Ik zweer, (verklaar) dat ik, om tot lid van de vergadering der Staten Generaal te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geene personen, 't zij in of buiten het bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven heb beloofd of gegeven, nochte beloven of geven zal.

Ik zweer, (belove) dat ik mij exactelijk zal gedragen naar den inhoud van het plakkaat bij de Staten Generaal op den 10 December 1715, tegen het geven en nemen van verboden giften, gaven en geschenken, gearresteerd.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. "

1815

De leden dezer Kamer stemmen voor zich zelven, en zonder last van, of ruggespraak met de vergadering, door welke zij benoemd zijn.

1840: art 85
1848

De leden stemmen, elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen i.

1887: art 86, 1917: art 86, 1922: art 87, 1938: art 89, 1948: art 89, 1953: art 96, 1956: art 96, 1963: art 96, 1972: art 96