Artikel 36: Bestiering der Koloniën en derzelver innerlijke Regering
De Bestiering der Koloniën, en van alles wat derzelver innerlijke Regering betreft, behoort bij uitsluiting aan den Koning.
Het heeft de beheering over alle de Goederen en Bezittingen der Republiek, gelijk mede over haare buitenlandsche Etablissementen en Coloniën, en derzelver inwendig bestuur. Het draagt zorg, dat de jaarlijksche inkomsten van alle dezelve verzekerd, en in de Nationaale Kas gestort worden.
In geen geval, kan het Uitvoerend Bewind die Goederen, Bezittingen, Etablissementen, of Coloniën, afstaan, vervreemden, of bezwaaren.
Er zullen twee afzonderlyke Raden van Bestuur zyn, over den Oost- en West-Indischen Handel en Bezittingen der Republiek, waar van de eerste uit negen en de laatste uit vyf Leden zal bestaan: beiden zullen onmiddelyk ondergeschikt zyn aan het Staats-Bewind. Zy hebben ten behoeve der gemelde Bezittingen de afzonderlyke administratie hunner inkomsten; ingevalle dezelve niet toereikende zyn, worden zy uit de Nationale Kas gesubsidiëerd, in welke aan den anderen kant ook het overschot zal worden gestort.
Zy dragen zorg voor de administratie der Politie en Justitie in de gemelde Bezittingen; als mede voor derzelver verdediging, voor zo verre daaromtrent door het Staats-Bewind niet onmiddelyk wordt beschikt; zy zyn wegens hun gehouden Bestuur aan het Staats-Bewind verantwoordelyk, en doen van hunne ontvangsten en uitgaven jaarlyks Rekening en Verantwoording.
De Bestiering der Koloniën, en van alles wat derzelver innerlijke Regering betreft, behoort bij uitsluiting aan den Koning.
De Souvereine Vorst heeft, bij uitsluiting, het opperbestuur over de koloniën en bezittingen van den Staat in andere werelddeelen.
De koning heeft bij uitsluiting het opperbestuur over de volkplantingen en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen.
Aan de Staten-Generaal zullen, in den aanvang van elke gewone zitting, worden medegedeeld de laatst ingekomen staten van ontvangsten en uitgaven van opgemelde volkplantingen en bezittingen.
Het gebruik van het batig slot, beschikbaar ten behoeve van het moederland, wordt bij de wet geregeld.
De Koning heeft het opperbestuur der koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen.
De reglementen op het beleid der regering aldaar worden door de wet vastgesteld.
Het muntstelsel wordt door de wet geregeld.
Andere onderwerpen deze koloniën en bezittingen betreffende, worden door de wet geregeld; zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan.
De Koning heeft het opperbestuur over Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao.
Voor zooveel niet bij de Grondwet of bij de wet bepaalde bevoegdheden aan den Koning zijn voorbehouden, wordt het algemeen bestuur in naam des Konings uitgeoefend in Nederlandsch-Indië door den Gouverneur-Generaal en in Suriname en Curaçao door de Gouverneurs, op de wijze door de wet te regelen.
De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag geven van bestuur en staat van Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao.
De Koning heeft het opperbestuur over Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
Voor zoveel niet bij de Grondwet of bij de wet bepaalde bevoegdheden aan de Koning zijn voorbehouden, wordt het algemeen bestuur in naam des Konings uitgeoefend in Indonesië door de Gouverneur-Generaal en in Suriname en de Nederlandse Antillen door de Gouverneurs, op de wijze door de wet te regelen.
De Koning doet jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag geven van bestuur en staat van Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
Vervallen.