Artikel 4: Procedure bij tusschentijdse benoeming
Hij, die tusschentijds benoemd word tot vervulling eener plaats, welke, naar de gewoone wijze, nog langer, dan één jaar, had moeten bekleed worden, treedt wederom af, zoodra deze tijd door hem vervuld is. Doch, indien zijn Voorganger zoude afgetreden zijn bij de eerstvolgende gewoone verkiezing, vervult hij, nevens den tijd van zijnen Voorganger, ook de vijf daaraan volgende jaaren, alsof hij ten gewoonen tijde gekozen ware.