Artikel 16: Vrijheid der Druk-pers
Ieder Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze, als hij goedvindt, des niet strijdig met het oogmerk der Maatschappij. De vrijheid der Druk-pers is heilig, mids de Geschriften met den naam van Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten allen tijde, aansprakelijk voor alle zoodanige bedrijven, door middel der Drukpers, ten aanzien van afzonderlijke personen, of der gantsche Maatschappij, begaan, die door de Wet als misdadig erkend zijn.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In maart 1797 debatteerden de volksvertegenwoordigers nog steeds over de Proclamatie, die aan de Staatsregeling vooraf moest gaan. Het belangrijkste geschilpunt was de vrijheid van drukpers.
In de concepttekst stond dat de vrijheid van drukpers was gegarandeerd, 'mits deeze openbaaring niet strekke tot belediging der Maatschappij, noch van eenig bijzonder persoon'. De Leidse jurist George Hahn vond deze toevoeging 'zo onzeker, zo dubbelzinnig, zo gevaarlijk, zo aandruischende, naar mijn gevoelen, tegen de onbelemmerde vrijheid der gedachten' dat hij zich er hevig tegen verzette.
Anderen vonden juist dat mensen zich moeten kunnen beschermen tegen smaad. Weer anderen zeiden dat een anoniem schotschrift niet automatisch een serieuze aantasting van iemands eer en goede naam was; als dergelijke geschriften opriepen tot oproer en ondermijning van de maatschappij, dan kon vervolging alleen daarom al wel worden ingezet. Het beheersen van gedachten, begrippen en gevoelens bestempelden de grondwetgevers als dwingelandij.
In de Staatsregeling van 1798 werd ten slotte toch voor een beperking gekozen. Er kwam een duidelijk gedefinieerde "mits"-bepaling, om te voorkomen dat de regering naar believen uitzonderingen op de drukpersvrijheid kon vaststellen. Nu werd bepaald dat vrijheid van drukpers niet in strijd mocht zijn met de wet.
Bron: Staatsregeling (2005), 28-29.
Ieder Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze, als hij goedvindt, des niet strijdig met het oogmerk der Maatschappij. De vrijheid der Druk-pers is heilig, mids de Geschriften met den naam van Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten allen tijde, aansprakelijk voor alle zoodanige bedrijven, door middel der Drukpers, ten aanzien van afzonderlijke personen, of der gantsche Maatschappij, begaan, die door de Wet als misdadig erkend zijn.
Het is aan elk geoorloofd om zijne gedachten en gevoelens door de drukpers, als een doelmatig middel tot uitbreiding van kennis en voortgang van verlichting, te openbaren, zonder eenig voorafgaand verlof daartoe noodig te hebben, blijvende nogtans elk voor hetgeen hij schrijft, drukt, uitgeeft of verspreidt, verantwoordelijk aan de maatschappij of bijzondere personen, voor zoo verre dezer regten mogten zijn beleedigd.
Niemand heeft voorafgaand verlof noodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
-
1.Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
-
2.De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.
-
3.Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
-
4.De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.