Artikel 237: Nieuwe Lid-Staten, procedures
Elke Europese Staat kan verzoeken lid te worden van de Gemeenschap. Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen, met eenparigheid van stemmen beslist.
De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van dit Verdrag vormen het onderwerp van een akkoord tussen de Lid-Staten en de Staat die het verzoek indient. Dit akkoord moet door alle contracterende Staten worden bekrachtigd, overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen.
Toetreding tot de Gemeenschap staat in beginsel open voor iedere Europese Staat (artikel 237). Zij zal steeds een aanpassing van het E.E.G.-verdrag eisen, al ware het slechts in verband met de institutionele bepalingen (men denke b.v. aan de weging van stemmen in de Raad). De toetreding wordt voltrokken in een verdrag tussen de deelnemende Staten dus niet, zoals bij de associatie, de Gemeenschap - en de toetredende Staat, welk verdrag dan tevens de aanpassing van het E.E.G.-Verdrag regelt.